Tagarchief: creativiteit

Kunstmatig bewustzijn

‘Een mens leeft bij de gratie van zijn spiegelwereld’, heb ik in een eerder deel van deze reeks over je ik-gevoel betoogd. Een algemene eigenschap van een mens is om in zijn hoofd van alle informatie uit je lichaam en je omgeving je eigen begrijpelijke wereld na te bouwen. Deze spiegelwereld maakt de binnenwereld van je lichaam en de buitenwereld van je omgeving hanteerbaar, waarbij eventueel ontbrekende of tegenstrijdige informatie wordt aangevuld of aangepast, zodat je er toch iets mee kunt. In een reactie op een bepaalde situatie komt alles samen van de eigenschappen die je hebt geërfd en die je vanaf de conceptie hebt ontwikkeld. Dat gaat om de eigenschappen van al je hersenfuncties afzonderlijk, zoals je emoties, je waarneming en je intelligentie, en uiteindelijk hoe deze na veel onderling gekrakeel gezamenlijk tot een bepaalde reactie komen. Je reactie is met andere woorden een team-inspanning van al je hersenfuncties, de inspanning van een zelf-organiserend team zonder ‘captain’ (we zijn ons er eentje). Je bent je weliswaar bewust van hoe je reageert, maar dan als toeschouwer en niet als captain van het team. En die toeschouwer let vooral op wat relevant is voor de communicatie met anderen en merkt andere dingen niet eens op. Overigens levert dat ‘toeschouwer zijn bij wat je doet’ ook weer feedback op, die op de één of andere manier van invloed zal zijn bij een volgende reactie in een vergelijkbare situatie. Hoe dan ook moet het ‘kunstmatig bewustzijn’ uit de titel eigenlijk ‘kunstmatige spiegelwereld’ zijn.

Het uitbreiden van je intelligentie met kunstmatige intelligentie is een ingreep in hoe je de dingen doet, een technische ingreep, maar het uitbreiden met kunstmatige middelen van de wereld waarin je leeft, de wereld in je hoofd, is een ingreep in jezelf. En je kunt wel zeggen dat de technologische ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar onze wereld flink op zijn kop hebben gezet. Ook het tempo van veranderingen is hoog. Niet iedereen is daar blij mee. In mijn vorige werk had ik vaak de ondankbare taak om collega’s te vertellen dat we weer iets nieuws hadden bedacht en dat ze daarom hun werk anders moesten doen. Dat maakte mij niet populair. Er waren er zelfs bij die vonden dat ze het recht hadden om hun werk tot in de eeuwigheid op dezelfde manier te blijven doen. Bij één van de laatste reorganisaties die ik daar meemaakte, was de boodschap duidelijk: het enige wat blijft in je werk, is verandering. Wen er maar aan.

Rust, regelmaat en reinheid

Wanneer vind je rust in je werk? Geen onbelangrijke vraag in deze tijd van om zich heen grijpende stress. Een belangrijke factor is of je er je eigen werk van kunt maken en erin op kunt gaan. Hiervoor moet je de ruimte krijgen om het op je eigen manier te doen. Als je een nieuwe taak krijgt, dan heb je er je handen vol aan om het hoe dan ook voor elkaar te krijgen en doe je het precies zoals een ander je het verteld heeft. Naarmate je er meer in thuisraakt, ga je andere mogelijkheden ontdekken en dat is de ruimte die je nodig hebt om er je eigen werk van te maken. Ook ritme en routine geeft ruimte. Bij iedere verandering ben je die ruimte weer voor een deel of helemaal kwijt.

Werk kan vervelend zijn en dan is het heerlijk om iets nieuws te kunnen doen, maar je kunt ook ‘moe in je hoofd’ worden van een overdosis aan nieuwe dingen. Ik ben zelf een enthousiast computergebruiker en gebruik hem voor een scala aan toepassingen. Toch heb ik de ouderwetse neiging om voor een bepaalde toepassing zo veel mogelijk hetzelfde programma te gebruiken en deze grondig te leren kennen. Ik word horendol van die ’echte’ ict-ers, die iedere keer als ze iets moeten doen weer een ander programmaatje van internet plukken. Ik verdenk ze ervan dat het hun alleen om de computer gaat en niet om het gebied waarvoor je hem zou kunnen gebruiken. Hoe dan ook is dat voortdurende kunst en vliegwerk waarmee dingen voor elkaar gekregen moeten worden, mij te onrustig.

Digibeten, digital natives en heimwee

Mechanisering die banen kost, is bepaald niet nieuw. Machines nemen ons al sinds het begin van de eerste industriële revolutie, twee-en-een-halve eeuw geleden, werk uit handen en nu komen de robots. Een groot vraagstuk bij de huidige, vierde, digitale revolutie is wat het effect is op het werk zelf. Al het werk dat volgens vaste patronen verloopt, van uitvoerende handelingen tot het beantwoorden van standaard vragen aan een helpdesk, zal vroeg of laat worden geautomatiseerd. De grote vraag is wat uniek is aan een mens: wat kan een mens wel en een computer niet? Sowieso geen verkeerde vraag om eens over na te denken. Menselijk contact, sociale vaardigheden, creativiteit in al zijn vormen, nieuwe dingen ontwikkelen en organiseren, werk waarvoor vakmanschap en flexibiliteit vereist is en in het algemeen alles wat nieuw en uniek is.

Iets anders is dat ‘computerdenken’ in vrijwel iedere functie een grote rol is gaan spelen. En dit is kennelijk een hele aparte manier van denken. Ik heb hoogopgeleide beroepsmensen zoals grafisch ontwerpers en fotografen gekend die gestopt zijn met hun beroep omdat ze niet goed met een computer overweg konden. Ook hoogopgeleide medewerkers die zo onhandig waren in hun algemene computervaardigheden, dat je je vragen kunt hebben bij hun professionaliteit. Aan de andere kant maak ik mensen mee die op hun tachtigste nog moeiteloos met hun kinderen in Canada mailen en Skypen. Digibeet-zijn heeft ongetwijfeld te maken met intelligentie, maar bovendien met het ontbreken van een specifieke computerknobbel.

Het fabeltje van de ‘digital natives’ die nieuwe techniek zo goed begrijpen omdat ze ermee zijn opgegroeid, geeft mij het idee dat er nog iets anders dan een goed verstand komt kijken bij een succesvolle ‘migratie naar de nieuwe, virtuele wereld’. De gemiddelde ‘jongere’ snapt net zo veel of weinig van nieuwe techniek als een ‘oudere’, alleen zit hij daar niet mee. Hij begint gewoon op knoppen te drukken en vroeg of laat doet het ding wat hij wil. Meestal. Dat hij de rest niet begrijpt, interesseert hem niet. Ook een manier om het op te lossen. Toch zit daarin misschien nou juist de clue: je kunt de hersens en de vaardigheden wel hebben om bepaalde dingen te doen, maar wil je het wel? Is er niet iets in je dat zich ertegen verzet? Bijvoorbeeld dat je je oude manier van werken niet los wilt laten? Net zoiets als heimwee: als je je oude wereld niet kunt loslaten, wordt het niets in de nieuwe wereld.

Van Sommersby tot kunstmatige (virtuele) identiteit

Gedoe over de identiteit van mensen is van alle tijden. Als je leeft in een geïsoleerd dorp, dan weet iedereen (of denkt te weten) wat hij aan jou heeft, uit welke familie jij komt en hoe jij persoonlijk bent. Zelfs als iemand je nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, herkennen ze je vaak al aan je gelaatstrekken (‘Jij bent er één van Piet en Marie’) en ‘weten’ dan al hoe je bent (de veronderstellingen). Als in de film Sommersby een onbekende persoon bijvoorbeeld aanklopt bij de vermeende weduwe Laurel Sommersby en zegt dat hij haar doodgewaande echtgenoot Jack is, die vele jaren eerder vertrokken was, dan is het de vraag hoe ze kan vaststellen of dit klopt. Het enige wat Laurel kan doen, is naar specifieke dingen vragen, die alleen Jack kan weten. Na een tijdje gelooft Laurel de nieuwkomer wel, meer omdat zij hem wel leuk is gaan vinden, dan omdat het zo overtuigend is bewezen dat hij Jack is. Daarmee lijkt de kous af, ware het niet dat de schoenmaker van het dorp nog een schoenleest van de originele Jack had en die past de nieuwe Jack toch echt niet. De moraal van de film is dat liefde identiteit overwint en de moraal van mijn verhaal dat zodra je leven niet meer begint en eindigt bij de vijftig-kilometerbordjes van je dorp, het echte gedoe over je identiteit begint.

Niet alleen wordt de onzekerheid over je ware identiteit veel groter in de wereldwijde, virtuele wereld van internet, maar ook de rol die het speelt in het maatschappelijke verkeer. Je kunt ongelooflijk veel zaken online regelen, sterker nog, steeds meer zaken kun je alleen nog maar online regelen: burgerzaken, geldzaken, reserveringen van reizen, maar ook je sociale contacten. Je kunt in Nederland niet meer volwaardig leven zonder internet. En de hoeksteen in deze virtuele samenleving is je (virtuele) identiteit.

Ongevraagde babyspulletjes

Er is inmiddels een wereldwijde ‘identiteitsindustrie’ opgetuigd voor het verificeren van je identificatie (wie ben jij) en je authenticatie (klopt het dat je bent wie jij zegt dat jij bent) en het management van je autorisatie (het koppelen van rechten aan jouw identiteit). Je identiteit is vastgelegd in een grote hoeveelheid systemen, waarvoor je in een klein deel van de gevallen een ‘card’ of pasje krijgt, zoals je id-card, pinpas, creditcard, rijbewijs, ov-pas, ziektekostenverzekeringspas, museumjaarkaart, bibliotheekpas, en al die voordeelpassen en spaarkaarten die over je uitgestrooid worden. Naast de systemen waarvoor je een pasje krijgt, figureert je identiteit nog ongevraagd in een onafzienbare hoeveelheid andere systemen en worden al die systemen ook nog eens steeds meer onderling verbonden. Het toverwoord bij dit laatste is ‘Big Data’, waarbij algoritmes vaststellen wie wat wanneer waar heeft gedaan. Dit kan ertoe leiden dat een vrouw tot haar stomme verbazing babyspulletjes krijgt toegestuurd, terwijl zijzelf nog niet eens wist dat ze zwanger was. Maar ook dat je op het vliegveld door zwaarbewapende beveiligers uit de rij voor de paspoortcontrole wordt gehaald, omdat een algoritme zegt dat je een terrorist bent.

’You never walk alone’

Jij kent ze vast ook wel, de mensen die in hun eentje druk orerend over straat lopen. De eerste keer dat ik het zag, dacht ik dat het zo’n triest, psychiatrisch geval was, die praatte met de stemmen in zijn hoofd, maar hij of zij bleek te communiceren met de stemmen in het headsetje van zijn mobiel. Ik moet hier nog aan wennen, net als aan tv-verslaggevers die duizend kilometer verderop in hun eentje tussen mensen doorlopen en met ons praten. Tot voor kort stond zo’n verslaggever voor een dikke camera te praten, wat duidelijk maakte aan de mensen ter plekke hoe het in elkaar zat. Nu zie je mensen verwonderd kijken waar zo’n type nu eigenlijk mee bezig is. Net als ik dus.

Zo’n handsfree beller of verslaggever is niet meer volledig met zijn ‘hoofd’ bij waar zijn lichaam zich dan bevindt. Dat is niet nieuw, maar het ontbreken van zichtbare tekens als een telefoon (jaren geleden dacht ik steeds dat mensen oorpijn hadden) of een camera schept verwarring bij mij. En zet mij aan het denken. Eigenlijk zie je dat overal, dat van elkaar losraken van je ‘ik’ en je lichaam. Denk aan het werken ‘in the cloud’ (niet meer werken in de lokale desktop van je computer, maar in je persoonlijke, virtuele desktop van je werk, waarop je vanaf iedere computer, laptop of tablet kunt inloggen) en smartphones, -watches en -glasses waarmee iedereen permanent draadloos online is en informatie ophaalt of wegstuurt. Je lichaam loopt of fietst daar nog wel als vanouds, maar je ‘ik’ is grotendeels uitgetreden voor ontmoetingen of werk in the cloud. Je probeert net voldoende aanwezig te blijven in je lichaam om te voorkomen dat je ergens tegen oploopt of -fietst. Andersom laat je informatie uit the cloud in je werkelijke wereld lopen en laat je je bijvoorbeeld door een navigator leiden door een vreemde stad, laat je een andere app je vertellen waar nog een parkeerplek is, of check je 9292ov op welk perron je moet zijn. Heb je nog even tijd over, dan ga je nog even op jacht naar een Pokémon en haalt je schouders op over het onbegrip van een toeterende automobilist als je daarbij de weg op rent. En zie je wat verweesde mensen ergens hulpeloos offline op een bankje zitten, dan flitst het even door je heen: ‘Zouden ze nog te helpen zijn? Maar hoe kan ik ze bereiken?’

Dat losraken van elkaar van je ‘ik’ en je lichaam kun je zien als een brede, langlopende trend. Je ziet het al in onze waarneming, waarbij we ons door middel van onze zintuigen bezighouden met dingen die niet hier. Bij het oudste zintuig van de smaak moesten we iets nog in ons opnemen om het waar te nemen. Bij reuk is het opnemen van een luchtje van dat andere al voldoende. Bij tastzin hoefden we het alleen tegen onze huid aan te houden en bij horen en zien kunnen we dingen al op afstand waarnemen.

Vroege mijlpalen in die trend zijn het maken van werktuigen, rotstekeningen en het schrift. Hiermee maak je iets dat los van jezelf blijft bestaan en die je in gedachten naar een andere tijd of plaats kunnen brengen. Bij een werktuig kun je je bijvoorbeeld afvragen waar je hem ook al weer hebt gelaten, dat je hem morgen voor iets nodig hebt en hoeveel tijd het kost om hem eventueel opnieuw te maken. Bij rotstekeningen en het schrift komt nog iets bijzonders. Tot dat moment moesten alle waarnemingen en gedachtes die je wilde vasthouden, uit je geheugen komen, maar door te gaan tekenen en schrijven, kon je deze hersenfunctie ‘outsourcen’ naar een tekening of geschreven tekst (zie ook Waar zit je verstand eigenlijk?). Socrates klaagde al dat boeken ruïneus waren voor je geheugen. Niet alleen ga je voor het eerst in gedachte uit naar iets buiten het hier en nu van jezelf, maar bovendien zet je je eerste stap op de weg naar de eerdergenoemde ‘uittreding van je ‘ik’ naar the cloud.

Lichaamsbewustzijn

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

Lichaamsbewustzijn is het weten hoe je lichaam zich beweegt, waar het zich bevindt ten opzichte van de andere dingen in je omgeving en wat er omgaat in je lichaam. De term ‘lichaamsbewustzijn’ is eigenlijk misleidend omdat je je van je meeste bewegingen helemaal niet bewust bent en dat je dat ook maar beter zo kunt houden. Lichaamsbewustzijn komt met andere woorden vooral neer op een ‘onbewust weten’. Waar het om gaat bij al die gevallen waarbij je bewegingen uiterst precies komen – denk aan het bespelen van een muziekinstrument, aan ballet, atletiek, tennis, voetbal, kunstschaatsen, enzovoort – is juist dat je leert ze onbewust uit te voeren. Een belangrijk deel van het aanleren van dergelijke precieze vaardigheden komt er natuurlijk op neer dat je je lichaam in de juiste conditie moet brengen en houden: spieren, gewrichten en reflexen moeten afgestemd worden op dit doel. Maar verder moet bijvoorbeeld een violist of pianist niet meer hoeven kijken waar de juiste positie op zijn instrument zit, dat moeten zijn spieren als het ware weten. Als je een ervaren musicus aansluit op een hersenscanner en hem vraagt een partituur alleen te lezen, dan moet je een beeld te zien krijgen dat veel lijkt op het beeld als hij de partituur daadwerkelijk zou spelen.

Mensen zijn van nature flink verschillend in hun fijne en grove motoriek. De één kan met hele precieze bewegingen kleine voorwerpen oppakken en de ander stoot voortdurend dingen om. Ook is het heel leuk om te zien hoe mensen die nooit voetballen, aan komen rennen en een bal een trap proberen te geven. Of wat dacht je van dansen? Je kunt met recht spreken over lichamelijke intelligentie.

Je lichaam wordt vooral onbewust aangestuurd, zeg maar door je automatische piloot. Hoe belangrijk die is, merk je als hij een klein beetje hapert door bijvoorbeeld slaapgebrek of een flinke kater. Niet alleen stoot je vaker tegen dingen aan, maar die hele multitasking machine gaat ineens raar doen. Je hele routine is weg waarmee je anders je anders je espressoapparaat aan het werk zet, kopjes pakt en een pak koekjes openmaakt, terwijl je met het bezoek aan het praten bent.

Dr Strangelove

Apraxie is het verschijnsel dat een lichaamsdeel van iemand een eigen leven gaat leiden. Er zijn meerdere gevallen bekend van mensen waarvan een hand een eigen wil lijkt te hebben, zoals in de film Dr Strangelove. Altijd is er sprake van een eenzijdige stoornis, meestal links bij rechtshandigen. Het is geen onhandige beweging, zoals het omstoten van voorwerpen, maar het oncontroleerbaar uitvoeren van handelingen die je op dat moment helemaal niet wilt uitvoeren. Een ‘vreemde hand’ verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want ineens is er een deel van je lichaam waarvan je niet meer het gevoel hebt dat het van jou is.

Ook hier lijkt weer een verband te bestaan met je eerdergenoemde spiegelwereld. Zoals ik al schreef: ‘een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen’. Het is een belangrijke functie die je in staat stelt te anticiperen op gebeurtenissen zodat je veel sneller kunt reageren, maar waardoor je ook minder zwaar een beroep hoeft te doen op je hersencapaciteit. Het is een functie die sterk pro-actief wordt uitgeoefend, zo pro-actief dat je soms al iets hebt gedaan zonder dat je het wilde, omdat je er niet sterk genoeg tegenin ging. Mij overkomt het wel eens dat ik de badkamer inloop zonder het licht aan te doen en dat ik bij het weer naar buiten gaan het lichtknopje toch indruk, terwijl ik weet dat ik dat dan niet moet doen, want dan doe ik het licht juist aan.

Veel gedrag lijkt te berusten op twee mechanismen: ‘voorgekookte’ handelingen die door je omgeving opgeroepen worden en een controle-mechanisme die deze handeling zo nodig afremt of stopt. Als dit controle-mechanisme door een hersenbeschadiging (in dit geval het corpus callosum en de frontale schors) niet goed meer werkt, dan kun je de door de omgeving opgeroepen handeling niet meer tegenhouden. Je wordt een speelbal van je omgeving. Victor Lamme geeft in Vrije wil bestaat niet het voorbeeld van iemand die een glas water van een ander oppakt en leegdrinkt, terwijl hij weet dat dat ongepast is. En als er een bril op tafel ligt, dan zet hij hem op, ook al heeft hij er al twee op.

Imitatie is ook een handeling die voortdurend automatisch wordt voorbereid als onderdeel van je inlevingsvermogen. Dit imiteren of meebewegen is soms gepast en soms absoluut ongepast. Een beschadiging van de frontale schors kan ertoe leiden dat iemand te pas en te onpas anderen imiteert. Lamme noemt ook het verwante verschijnsel van het syndroom van Gilles de la Tourette, waarbij allerlei tics optreden, evenals het uitstoten van obsceniteiten. Net zoals iemand oncontroleerbaar obsceniteiten uitkraamt, kan iemand oncontroleerbare obscene gebaren maken (een variant op de ‘vreemde hand’ bij apraxie). ‘Gilles de la Tourette’ is overigens aangeboren, terwijl apraxie het gevolg is van een hersenbeschadiging door bijvoorbeeld een beroerte. Bij ‘Gilles de la Tourette’ zijn het korte, ongerichte uitbarstingen die het hele lichaam bestrijken, terwijl het bij ‘vreemde hand’ gaat om constante, doelgerichte handelingen van één lichaamsdeel.

Auto’s en andere kunstledematen

Lichaamsbewustzijn is ook weten wat er bij je lichaam hoort. Leren autorijden betekent dat je als het ware je lichaamsbewustzijn moet uitbreiden met een auto. In het begin heb je het gevoel dat hij vreselijk groot is en dat je ogen tekort komt om te voorkomen dat je overal tegenaan rijdt. Gaandeweg begin je aan te voelen waar het zich ten opzichte van de andere dingen in de omgeving bevindt en wordt het een deel van jezelf. En niet alleen waar dat ding zich bevindt, maar ook hoe je alle functies soepel en reflexmatig uitvoert, bijvoorbeeld ‘gedachteloos’ achteruit inparkeren met een aanhanger. Ik heb eens de handelingen van de bestuurder van een graafmachine bestudeerd. Het leek wel of het zijn eigen arm was, zo natuurlijk, snel en precies als hij die enorme mechanische arm bewoog.

In een bekend experiment, het zogenoemd ’rubberen hand-experiment’, wordt een proefpersoon achter een tafel gezet, waarbij een tussenschot één hand aan zijn zicht onttrekt. De onzichtbare hand van de proefpersoon is vervangen door een rubberen kunsthand, die voor hem op de tafel ligt. De leider van het experiment voert met een kwastje tegelijkertijd en op dezelfde manier een strijkende beweging uit op de rubberen hand en op de echte hand. De proefpersoon voelt de aanraking van zijn echte arm en ziet de aanraking van zijn kunstarm. Al na een paar minuten krijgt hij het gevoel dat de kunstarm echt van hem is. De wrede grap die meerdere malen is uitgehaald, is om vervolgens plotseling met een hamer een klap op de kunsthand te geven, zodat de proefpersoon echt de sensatie krijgt alsof er op zijn vingers wordt geslagen.

Een kunstledemaat verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want een eigen ledemaat van je lichaam is vervangen door een kunstledemaat, of je hebt er een kunstledemaat bij gekregen. Het betekent dat je de nieuwe, vreemde ledemaat moet opnemen in je lichaamsbewustzijn. Je weet dan onbewust hoe het beweegt, zodat je er niet steeds bewust mee bezig hoeft te zijn. De aansturing van een ouderwetse kunstarm gebeurde heel lang puur mechanisch. Nu wordt er steeds vaker gebruikgemaakt van een directe koppeling aan je zenuwstelsel, waardoor je de kunstarm net als een echte arm met je gedachtes kunt aansturen.

Maar ook een auto of een graafmachine betekent een verandering van de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, zij het tijdelijk. Zeker bij zo’n graafmachine zul je na een lange dag hiermee werken, het gevoel hebben dat het deel van je lichaam is geworden.

Kunstmatige intelligentie

De bovengenoemde chauffeur van de graafmachine heeft als het ware zijn ik-gevoel uitgebreid met de graafmachine, die nu ook bij zijn lichaam hoort. De chauffeur had toen zo te zien weinig moeite met de aansturing, maar stel dat de graafmachine niet één maar drie graafarmen zou hebben. In dat geval zou wat assistentie bij de aansturing welkom zijn.

Wat we doen is kunstmatige intelligentie inzetten bij onder meer het bijsturen van al die graafarmen, om te zorgen dat de schep horizontaal blijft en ze hun lading niet verliezen. David Abbink van de TU Delft ontwikkelde de zogenoemde haptische manier van stuurcorrectie voor auto’s. Het stuur wordt niet van je overgenomen, maar het stuur laat je door tegendruk voelen dat je bijvoorbeeld te veel naar de zijkant van de weg aan het sturen bent. Haptische stuurcorrectie activeert je reflexen en dat is veel sneller dan bijvoorbeeld een geluidsignaal of lichtje, wat bewust verwerkt moet worden.

Na een dag werken voelt ook die enorme, haptische, drie-armige graafmachine helemaal aan als een deel van jezelf. Kunstmatige intelligentie maakt het in principe mogelijk om je ‘lichaam’ eindeloos uit te breiden. Je eigen capaciteit om al die complexiteit aan te sturen, je intelligentie, blijft natuurlijk hetzelfde, maar door deze aan te vullen met kunstmatige intelligentie, is dat prima te doen. Het is natuurlijk niet zo dat er een grens is tot waar je eigen intelligentie werkt en van waar het wordt overgenomen door de computer. De aansturing van de hele machine wordt over de hele linie uitgevoerd door een mix van eigen en kunstmatige intelligentie. Je krijgt het gevoel dat de machine volledig deel van jezelf is geworden, maar je hebt maar een beperkt aandeel in de feitelijke aansturing. Naarmate de machine complexer wordt zal dit aandeel kleiner worden. En natuurlijk als je de computer ‘harder zet’ omdat je gewoon niet zo veel zelf wilt doen. Dit laatste gebeurt met de ontwikkeling van zelfsturende auto’s: stapje voor stapje worden er nieuwe, automatische functies aan toegevoegd, die jou werk uit handen nemen.

Kunstmatige intelligentie verandert op allerlei manieren de relatie van je ‘ik’ en je ‘lichaam’. Allereerst natuurlijk doordat het je mogelijk maakt om ook complexere machines aan te sturen en daarbij het gevoel te krijgen dat het een deel van je eigen lichaam is. Dit zal beter gaan naarmate de bediening, de interface, ‘intuïtiever’ is. Maar het zorgt bovendien voor een subtiele verschuiving in wat je feitelijk aanstuurt en wat je de illusie geeft dat je het aanstuurt. We zagen dit ook al bij je bewustzijn: je bewustzijn heeft de illusie dat het dingen aanstuurt die feitelijk door je onbewuste worden aangestuurd. Nu gebeurt dit bij kunstmatige intelligentie. Hier kun je echt spreken van het outsourcen van niet alleen je intelligentie, maar ook van je lichaamsgevoel.

Het gesprek met jezelf

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

In mijn vorige blog schreef ik dat je bewustzijn zeker niet de functie heeft van je oppermachtige commandocentrum die alles regelt, maar meer die van woordvoerder. Gedachtes en beslissingen vormen zich onbewust en je bewustzijn speelt slecht een rol bij de communicatie daarover met de buitenwereld, met je soortgenoten. Wat overigens niets afdoet aan de waarde daarvan. In ieder geval is de rol van je bewustzijn wat bescheidener dan eerst werd gedacht. Maar misschien is er een tweede rolletje weggelegd voor je bewustzijn: gesprekspartner voor ‘je innerlijke gesprek’, het gesprek met jezelf. Nee, ik ben geen zweefneef geworden, laat me het uitleggen.

Je kent ongetwijfeld de ervaring van het worstelen met een lastige beslissing. Wat vaak helpt, is om er met iemand over te praten. Soms maakt het niet veel uit wat de ander zegt, alleen al het uitspreken van je gedachtes tegen een ander helpt je verder. De ander is je spreekwoordelijke klankbord. Door jezelf hardop een gedachte te horen uitspreken, word je vaak op nieuwe gedachtes gebracht. Alleen al de ogen van de ander kunnen hiervoor voldoende zijn, daar hoeft hij geen wenkbrauw voor op te trekken.

‘Gesprek’ moet je in overdrachtelijke zin opvatten. Waar het om gaat, is dat je een gedachte omzet naar een uitspraak en daarmee iets nieuws creëert. Maar voor die omzetting heb je wel ruimte nodig. Die ruimte ontstaat door de aanwezigheid van een ander, of die nu werkelijk aanwezig is, of slechts in gedachte en of die nu wat zegt of niet. Dat is de werking van een klankbord. Dat is ook hoe bijvoorbeeld gesprekstherapie werkt. Het gaat er niet om wat de therapeut zegt, maar om het gesprek met jezelf waartoe zijn aanwezigheid je aanzet.

Met behulp van je innerlijke gesprek nieuwe dingen scheppen is ook de essentie van creativiteit. Een schilder die even een paar passen achteruit gaat van zijn schilderij, verandert daardoor het perspectief en krijgt zodoende een impuls voor hoe hij verder moet gaan. Als ik wat vage muzikale ideetjes opneem en vervolgens luister naar het resultaat, brengt mij dat op nieuwe ideeën. Een schrijver krijgt nieuwe ideeën of bedenkingen bij zijn gedachtes door ze op te schrijven. Fictie-schrijvers weten overigens alles van het ‘terug praten’ van hun schepping. Voordat je het weet, gaan je personages een eigen leven leiden en verdommen dat te doen waarvoor je ze had bedacht.

Vaak krijgen scheppende kunstenaars als ze weer iets bijzonders hebben gemaakt, te horen: ‘waar haal je het vandaan’, of ‘hoe kom je erop’. Het antwoord moet zijn ‘door met mezelf in gesprek te gaan’. En dat doe je door bijvoorbeeld een onbewuste gedachte om te zetten naar een bewuste gedachte, door het hardop te zeggen, door het op te schrijven, door te ruiken aan wat kruiden en ze vervolgens toe te voegen aan je gerecht, door een penseelstreek aan te brengen op het doek en een stapje terug te doen en te kijken, door een stukje muziek op te nemen en er vervolgens naar te luisteren. En dan komt stap 2: ‘luisteren’ naar wat je net hebt gedaan en wat dit je zegt. En als het je nog niets zegt, dan moet je wat anders doen om je ‘eigen’ gedachtes te onderbreken en opnieuw te luisteren of je iets wordt ‘ingefluisterd’. Inderdaad, ‘inspiratie’. Na een paar uur kunnen er zo dingen uit je handen komen die ook voor jezelf volkomen nieuw zijn.

Een tweede rol van je bewustzijn zou dus iets in verband met dat klankbord voor je ‘innerlijke gesprek’ kunnen zijn, wat natuurlijk mooi past bij zijn rol van woordvoerder bij het externe gesprek met je medemens.

De Nederlandse, existentialistische psycholoog B.J. Kouwer (1924-1968) heeft nieuwe grondslagen voor de psychologie ontwikkeld, gebaseerd op het idee van ‘gesprek’. Maar dat terzijde.

Veronderstellingen, spiegelneuronen en waarneming

Er wordt wel eens gezegd dat we leven bij de gratie van de veronderstellingen. We reageren niet zo maar op wat we op dat moment waarnemen, maar vooral op wat we veronderstellen wat er gaande is. Die veronderstellingen zijn gebaseerd op je ervaringen en andere vooringenomenheden. Bij een versleten huwelijk is daar geen doorkomen meer aan: ‘Jij ook altijd …’. Er zijn nu aanwijzingen dat dit niet alleen een slechte gewoonte is, maar ook komt door hoe we gebouwd zijn. Onze hersenen blijken uitgerust te zijn met speciale neuronen voor het nabouwen van de externe wereld: spiegelneuronen. Met je spiegelneuronen bouw je in je hoofd een spiegelwereld na van alles wat je bezighoudt in de buitenwereld.

Een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen. Zo kun je veel sneller reageren en als het beeld of geluid slecht is (of als je ogen of oren niet meer zo best zijn), kun je er toch nog iets begrijpelijks uit halen.

Zintuiglijke waarneming werkt ook met dit principe. Het zit al in het woord ‘waarneming’, wat vertegenwoordiging of representatie betekent. Zintuiglijke waarneming is het in je hoofd vormen van een representatie van de informatie die je in de buitenwereld met je zintuigen hebt opgepikt. Het is overigens niet zo dat de waarneming voltooid is als je je ervan bewust bent geworden. Bewustzijn is niet meer dan een mogelijk bijproduct. Wat ik al zei, onze ‘woordvoerder’ wordt lang niet altijd bijgepraat. Bij een visuele waarneming worden de eigenschappen van het voorwerp uitgesplitst in dingen als vorm, grootte, textuur, kleur, beweging. Al die gegevens gaan naar verschillende plaatsen in je hersens, waar ze beoordeeld worden op wat je ermee moet doen. Als het organisch gevormd is, vrij groot, harig, bruin en het komt op je afgestormd, dan hebben je hersens al lang geconstateerd dat het een kwade beer is en ben je aan het rennen voordat je je hiervan bewust ben. Overigens betwijfel ik of wegrennen voor een kwade beer erg zinvol is.

Er zijn ook dingen die kennelijk zo belangrijk zijn om snel en goed te herkennen dat we er een apart hersenonderdeel voor hebben, zoals gezichtsherkenning. Net als bij zo veel andere dingen realiseer je je pas hoe bijzonder dat vermogen is als het niet meer werkt. Gezichtsblindheid (prosopagnosie) kan je sociale leven behoorlijk onderuit halen. De bekende neuroloog Oliver Sachs (Van ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’) beschrijft een schapenboer die zijn eigen vrouw niet kon herkennen, maar wel zijn honderd schapen uit elkaar kon houden (waar het mee begonnen is, wordt niet vermeld).

Het fenomeen van de spiegelwereld is ook in het volgende terug te zien. De hersenactiviteit van iemand die kijkt naar een tenniswedstrijd lijkt op die van iemand die zelf iets dergelijks uitvoert: je ziet zijn motorische hersenen meebewegen. Als ik naar een bokswedstrijd kijk, kan ik niet stilzitten. Heel gênant. De denkbeeldige bokser in mij, neemt dan bezit van mij. Het is heel dwingend, ik kan het niet laten mee te bewegen (en ik ben niet eens een liefhebber van boksen!). Dit is hetzelfde mechanisme als waar in film gebruik van wordt gemaakt: je creëert in je hoofd een spiegelwereld van wat je ziet en je ervaart deze fictieve wereld alsof hij echt is. Wat je in een film ziet, raakt je onontkoombaar, ook al weet je dat het niet echt is.

Inlevingsvermogen en zelfbewustzijn

Een belangrijk voordeel van een spiegelwereld is het inlevingsvermogen dat je daardoor krijgt. Als je al zo sterk kunt meeleven met de personages uit een speelfilm, kun je dat helemaal met de echte personen om je heen. Dit is waarschijnlijk ook een hele belangrijke evolutionaire functie van inlevingsvermogen: het stelt je in staat om in groepen te leven en samen te werken, wat de overlevingskansen van het individu aanzienlijk vergroot. Ik denk dat je de rol van inlevingsvermogen in de menselijke interactie nauwelijks kunt overschatten. Tot in het diepst van je gedachtes ben je op andere mensen betrokken. Inlevingsvermogen, je sociale voelhorens en vaardigheden, spelen een enorme rol in je maatschappelijk succes. Je kunt nog zo’n bolleboos zijn in een bepaald vak, maar als je inlevingsvermogen onderontwikkeld is, zul je er een harde dobber aan hebben om je maatschappelijke positie op hetzelfde niveau te krijgen als je vakbekwaamheid. En bewustzijn speelt daarin een grote rol.

Zelfbewustzijn is een bijzondere vorm van bewustzijn, nu is je eigen persoon onderwerp van je bewustzijn. Zelfbewustzijn en inlevingsvermogen gaan hand in hand, je kunt je alleen inleven in een ander als je ook enig besef hebt van hoe de ander jou ziet. Zelfbewustzijn is het beeld van je van jezelf hebt, waarbij alle anderen die je kent over je schouder meekijken.

Je onderbewuste en biofeedback

Je kunt je slechts bewust zijn van een beperkt deel van wat er in je omgaat. De lagere, autonome lichaamsfuncties vallen buiten het bereik van je bewustzijn. Dit wordt soms het onderbewuste genoemd, omdat het als het ware onder de drempel ligt van wat je kunt waarnemen. We missen de daarvoor benodigde zintuigen. Met behulp van zogenoemde biofeedback kun je deze grens oprekken. Biofeedback is een kunstmatig zintuig. Met behulp van een instrument kun je bepaalde fysiologische functies op een beeldscherm te kunnen waarnemen en deze zodoende in zekere mate te leren beheersen. Dit kan gaan om hersengolven, spierspanning, huidgeleiding, hartritme en pijnwaarneming. Het schijnt effectief te zijn bij hoofdpijn en migraine.

De werkelijkheid waarin je leeft

Bewustzijn (alles waar je je bewust van kunt zijn) tenslotte is ook de werkelijkheid waarin je leeft en die permanent op de achtergrond in je hoofd aanwezig is. Dit wordt bepaald door je erfelijke aanleg, je levensgeschiedenis, de collectieve geschiedenis van je cultuur, het nieuws wat er speelt en waar je in de desbetreffende periode mee bezig bent. Het is wat je bezighoudt. Als je fanatiek op zoek bent naar een nieuwe fiets, dan bestaat de hele wereld uit fietsen.

Bewustzijn staat niet los van je andere cognitieve functies, zoals intelligentie, geheugen, waarneming en taal. Als je iets niet opmerkt en even in je geheugen kunt vasthouden, kun je je er natuurlijk ook niet bewust van worden.

Er is ook altijd een spanningsveld tussen je bewustzijn en je onbewuste. Je onbewuste is weliswaar het deel van jezelf waarvan je je bewustzijn kunt worden, maar dit gaat zeker niet altijd vanzelf. Iedereen kent de ervaring dat je achteraf niet begrijpt waarom je iets niet ‘zag’. Dat kan gaan om je verdwenen sjaal, die gewoon op de kapstok blijkt te hangen, maar ook wat een ander bedoelde met een opmerking, of het effect van jouw opmerking op een ander. Psychotherapie gaat voor een belangrijk deel om het helpen ‘zichtbaar’ maken van ‘wat er eigenlijk gaande is’.

Samenvattend

We leven niet slechts bij de gratie van wat veronderstellingen, maar bij de gratie van een complete spiegelwereld. In je spiegelwereld komen de innerlijke wereld van je aanleg en ervaringen samen met je waarnemingen van de buitenwereld. Bij je innerlijke gesprek praat je met je spiegelwereld, die is je klankbord. Je communicatie met de buitenwereld vindt niet direct plaats, maar loopt via je spiegelwereld. Je kunt je inleven in een ander omdat deze geen complete vreemde is, maar deel uitmaakt van je spiegelwereld, met andere woorden van jezelf. Alles wat er onbewust in je omgaat, is geworteld in je spiegelwereld. En bij deze interne en externe communicatie speelt je bewustzijn een rol.

In de volgende delen wil ik ingaan op lichaamsbewustzijn, het uitbreiden van lichaamsbewustzijn bij het gebruiken van kunstledematen en exoskeletten, hoe het mogelijk is dat iemands hand een eigen leven gaat leiden, zoals in de film Dr. Strangelove, het overzetten van je ik-gevoel naar een ander bij acteren en het compleet uittreden uit je eigen lichaam bij het werken met een avatar.

Ik wist niet dat ik het in me had

Ze zeggen wel dat als je de eerste zin te pakken hebt, de rest van je verhaal zichzelf schrijft. Daar zit wat in, maar dan moet die eerste zin wel precies goed zijn. En dat gaat over de toon van je verhaal. Lezers vragen wel eens hoe ik op een bepaalde toon kom, omdat deze niets te maken heeft met hoe ik zelf ben. Het zijn dan lezers die mij beter kennen. Daar is geen formule voor, maar wel een aantal ingangen die je kunt proberen. Eén van de belangrijkste is die van je personages. Als een method-acting acteur verdiep je je als schrijver in een personage en bedenkt wat hij in een bepaalde situatie zou doen, hoe hij dat zou doen, wat hij daarbij zou voelen, wat hij zou zeggen, enzovoort. Je gaat na een tijdje merken dat je dit personage niet zo maar meer alles kunt laten doen. Je krijgt dan een duidelijk gevoel van ‘dat zou hij nooit zo doen’. Als je dat gevoel krijgt, dat hij terug begint te praten en eigenwijs wordt, dan zit je op het goede spoor.

Maar waar haal ik dan zijn specifieke manier van praten vandaan? Ik moet het wel in me hebben. Het punt is dat het geheugen van een mens veel en veel groter is dan je zou vermoeden. Het zit er wel allemaal in, maar de kunst is om het er weer uit te halen. En daarvoor moet je de juiste sleutel hebben. Creativiteit, kan ik je uit ervaring vertellen, is één van de beste sleutels om onvermoede herinneringen boven te halen. Al schrijvend, vertellend, musicerend, enzovoort kom je dan op dingen waarvan je absoluut niet meer wist dat je het had onthouden. En zo ook flarden van gesprekken, die je aan de hand van je personage weer kunt terugluisteren. En als je personage het ermee eens is, kun je die woorden en die toon aan hem geven.

Creativiteit bestaat uit een reeks van dubbele stappen, creëren en afstand nemen. Het begint natuurlijk met iets te maken en daarbij moet je niet al te kritisch zijn. Het gaat er hierbij vooral om te associëren en je opwellingen te volgen. De tweede stap is het bekijken van het resultaat. Je moet alleen doorgaan met wat je inspireert, maar ‘Kill your darlings’, want het moet natuurlijk wel passen in je verhaal. Deze tweede stap is minstens zo belangrijk als de eerste. Behalve een kritische blik gaat het hier ook om het komen op nieuwe ideeën, want met een beetje afstand zie je weer nieuwe dingen. En na deze tweede stap duik je er weer in om even later opnieuw afstand te nemen. En zo verder. Ervaren musici gaan zelden naar de studio met een al helemaal uitgewerkt idee, dat is zonde, dan beneem je jezelf de mogelijkheid om onvermoede, nieuwe dingen op het spoor te komen. Na een paar uur zijn er dan dingen uit je handen gekomen, waarvan je van tevoren niet wist ‘dat je het in je had’.

Voodoo in moderne media

Voodoo-experimentje

Denkend over creativiteit kwam ik op het tegendeel daarvan, nl. het doden van creativiteit. Zo kwam ik op voodoo-rituelen en vandaar op bepaalde gebruiken in de moderne media. Ik gebruik de term ‘voodoo’ overigens omdat dit de bekende benaming is voor de praktijken waar ik het over wil hebben, maar eigenlijk heet het ‘hoodoo’. Voodoo is een religie en hoodoo een vorm van magie (leve Wikipedia). Hoodoo-rituelen worden toegepast om invloed uit te oefenen op het wel en wee van iemand. Bij witte hoodoo probeer je iets positiefs te bewerkstelligen en bij zwarte hoodoo juist niet. Bij onze media gaat het vooral om zwarte hoodoo.

Bij zwarte hoodoo maken we gebruik van het mechanisme dat ‘schelden pijn doet’. Het is nog steeds gangbaar om dit te ontkennen, maar inmiddels kan worden aangetoond dat de hersenactiviteit bij het waarnemen van iemand met pijn vergelijkbaar is met die van zelf pijn lijden. Kennelijk moeten we waarneming opvatten als ‘vertegenwoordiging’ of ‘afvaardiging’: het komt in de plaats van wat we waarnemen. Goed beschouwd ligt dit ook besloten ligt in de term ‘waarneming’. Er zijn zelfs speciale neuronen in onze hersenen ontdekt voor deze functie: spiegelneuronen. Volgens mij heb je niet alleen spiegelneuronen voor mensen, maar ook voor huisdieren, die prachtige boom waar je al twintig jaar op uitkijkt vanuit je huiskamer, je fiets, je vlieger, je Elfstedenkruisje, zeg maar voor alles wat betekenis voor je heeft. Dus kom je aan één van de dingen van iemand, dan doet zijn spiegelwereld pijn. En zwarte hoodoo maakt daar handig gebruik van. En onze media.

Verwant hieraan is het inzicht van sociaal wetenschappers dat een samenleving zonder empathie niet kan werken. Of je het leuk vindt of niet, je neemt voortdurend denkbeeldig de positie in van anderen. De één heeft dat volgens mij sterker dan de ander. Je bent je zodoende ook bewust van hoe iets voelt bij een ander. Biologen waren tot het vergelijkbare inzicht gekomen dat in groepen levende dieren beter kunnen overleven omdat ze zo gebruik kunnen maken van elkaars ogen en oren.

Maar we hebben nog iets nodig: we hebben iets nodig dat verbonden is met ons slachtoffer, maar waar deze geen greep meer op heeft. In traditionele zwarte-hoodoo-rituelen werd daar een pop, wat afgeknipt haar of nagels voor gebruikt, in moderne media is iemands foto of video gangbaar. Spelden prikken in poppen of soep koken van iemands haar is vervolgens het traditionele recept voor de bereiding en het manipuleren van iemands foto of video de moderne praktijk. Het mechanisme waar we hier gebruik van maken is het aantasten van iemands integriteit door hem een etiket op te plakken, hem vast te pinnen op een bepaald beeld. Als ons slachtoffer een keer bijna struikelt dan kan hij ‘ontsnappen’ door daar bijvoorbeeld een grap over te maken. Maar als we daar een filmpje van hebben gemaakt, dan kunnen we dat tonen waar hij niet bij is. En waar het helemaal zwarte hoodoo wordt, is als we bijvoorbeeld dat struikelfragment eruit knippen en heel veel keren achter elkaar monteren. Hilarisch. Dat wil zeggen voor ons, maar ‘dodelijk’ voor ons slachtoffer. Bij veel natuurvolkeren zoals de Masai in Afrika werd het maken van een foto terecht gezien als een aanval op hun integriteit.

Etiketten, beeldmerken en hoodoo-rituelen vormen boeiende materie in onze beeldcultuur. Hoe ik erop kwam, was via creativiteit. Je weet het, de creativiteit van een kunstenaar neemt af naarmate hij meer blijft hangen op een oud kunstje. En dat geldt natuurlijk ook voor onszelf. We moeten in beweging blijven. In het bewegen scheppen we onszelf, worden we een geheel. Zodra een deel van jezelf in een oud kunstje blijft steken, wordt die integriteit aangetast. En dat is moeilijk genoeg. Ieder voor zich en zwarte hoodoo tegen ons allemaal.

Creativiteit voor iedereen

Stel je komt een vriend tegen die je al langere tijd niet hebt gezien en je zit een avond lang te bomen over van alles en nog wat. De onderwerpen die de revue passeren zullen niet allemaal nieuw zijn, maar je zit ook geen uit je hoofd geleerd verhaaltje af te draaien. Je kunt zeggen dat je in meer of mindere mate dingen hebt gezegd die je van tevoren niet in je hoofd had. Je hebt m.a.w. iets nieuws gedaan, oftewel je bent creatief geweest. Je ziet het, creativiteit is iets wat iedereen doet.

Ook over improvisaties in de jazz kun je zeggen dat er in meer of mindere mate dingen worden gespeeld die er daarvoor niet waren. De ene keer slaat de vlam in de pan en de andere keer vervallen de musici in hun oude riedels. Het is net een gesprek. En jazzmusici net gewone mensen, ze komen niet van Mars. Alleen zijn de verwachtingen op het podium hoger dan in de huiskamer, vandaar het hoge aantal ‘bedrijfsongevallen’ met drugs e.d.

Maar ook al sta je niet op het podium, er is altijd een verschil tussen geïnspireerd of juist mat je dingen doen. Een jazzmusicus die te lang ongeïnspireerd op het podium staat, wordt door het publiek afgeschreven, maar ook in het dagelijkse leven wordt een gebrek aan inspiratie uiteindelijk afgestraft: je brandt op, je krijgt een burn out.

Misschien kun je inspiratie en creativiteit zien als de innerlijke en uiterlijke kant van hetzelfde proces. Inspiratie is een ander woord voor geestkracht, en creativiteit is het resultaat naar buiten toe. Er is ook een wisselwerking tussen die twee. Lukt het om creatief te zijn, dan kan dat inspiratie geven. Maar weet je onvoldoende ruimte voor je creativiteit te vinden, dan verdwijnt je inspiratie. Maar je kan ook je inspiratie uitputten door te hoge eisen aan wat eruit komt. Iedereen met een creatief beroep zal dat herkennen. En dat creativiteit volgt uit inspiratie.

Inspiratie wordt wel eens vertaald met ‘goddelijke inblazing van de geest’. Dit suggereert iets wat ongrijpbaar is. Ik denk dat dat inderdaad geldt voor dat cruciale moment in het creatieve proces, de creatieve ingeving. Het woord zegt het al: een creatieve ingeving krijg je. Dat werkt niet op bevel, dat komt spontaan. Dit is de poëtische associatie van de dichter, het vernieuwende inzicht van de wetenschapper, die splijtende pass van de voetballer en al die creatieve momenten van musici, art directors, architecten, enz. Maar zoals ze dat zo mooi zeggen in het voetbal ‘succes dwing je af’. Je kunt heel veel doen aan de kans dat zich zo’n creatief moment zich voordoet. En aan je scherpte om dat moment onmiddellijk te grijpen.

Waar je hobby’s van krijgt

Deze blog is een eerbetoon aan alle grootse dingen waar je oeverloos veel tijd en liefde aan besteedt, maar die geen enkel nut hebben, aan alle dingen die heel onverstandig zijn om te doen om er rijk en beroemd mee te worden en veel succes mee te hebben, maar die je een onmetelijk rijk gevoel geven, alle dingen met andere woorden waarvan Lucebert zou zeggen ‘Alles van waarde is weerloos’.

Citaat uit ‘In de Tusschentijd’ over hobby’s

‘… Het kon echter nog erger. De oorzaak van alle ellende met de dingen was de blootstelling aan nieuwe, desastreuze methoden voor tijdwinning, gebaseerd op het principe van tijdsplitsing. Vanaf het moment dat men deze methoden systematisch ging toepassen op steeds meer terreinen van het leven, kwam de conditie van de dingen in een neerwaartse spiraal terecht. De verslechterende conditie van de dingen resulteerde in toenemend tijdgebrek. In plaats van beter voor de dingen te zorgen, rende men in paniek van het één naar het ander uit angst voor de dreigende geestelijke hyperventilatie. En zo verviel men van kwaad tot erger en verschrompelden de eens zo grootse, soevereine dingen tot miezerige, kleine dingetjes.

Het trieste gevolg van het verschrompelen van de dingen was dat een aanzienlijk deel van die kostbare, schaarse tijd er langs stroomde … en we weten allemaal hoe vluchtig tijd is. Vervolgens bleken de moderne methoden van tijdwinning – zoals de welbekende toepassingen van de lopende band – allesbehalve onschuldig voor het milieu. Het is normaal dat er een zekere hoeveelheid tijd ongebonden in de natuur voorkomt. Deze zogenaamde vrije tijd is het gevolg van de instabiliteit van de dingen, want lang niet alle dingen verkeren in een stabiele toestand. Kleine hoeveelheden vrije tijd hoeven geen probleem te zijn, grotere hoeveelheden blijken echter erg moeilijk te beheersen. Het risico is dan dat er onverwachts tijddeeltjes met grote energie wegschieten en waar deze andere dingen raken, daar kunnen beschadigingen optreden. Als dit vitale delen zijn die beschadigd raken, dan ziet men op de vreemdste plaatsen woekeringen van handelingen ontstaan, waardoor willekeurige onderdelen van activiteiten op hol slaan en zich blijven herhalen, met als gevolg ontwortelde dingen, hobby’s genaamd. Deze hobby’s zijn een groot gevaar voor de individuele mens, maar door hun besmettelijke karakter ook voor de volksgezondheid. Tot overmaat van ramp begrepen de mensen niet wat de oorzaak was van hun gevoel van leegte en onrust – of wilden dit niet weten – en beseften ook niet hoe groot het gevaar was. In plaats van deze hobby’s krachtig te bestrijden, gedoogden zij de talrijke hobbyshops die her en der als paddenstoelen uit de grond schoten en stortten zich op de bestrijding van wat slechts één van de symptomen van vrijkomende tijd was, namelijk de stankoverlast. Verse vrije tijd ruikt overheerlijk, maar oh wee als het ouder wordt … en dat wordt het onherroepelijk als het meer dan een handvol wordt. Gezien het epidemische karakter van deze problemen, werd het verdrijven van de onwelriekende lucht, zoals men kon verwachten, al gauw één van de meest voorkomende activiteiten. Nadat de luchtvervuiling groter en complexer bleek dan men aanvankelijk had gedacht, werden er opleidingen opgericht voor de bestrijding van deze overlast. Inmiddels is dit één van de grootste sectoren van het bedrijfsleven geworden, tijdverdrijf.’

Zintuiglijk schrijven als Thomas Verbogt

Vanmorgen om half acht werd ik wakker en moest er even uit. De stralende zon werd gefilterd door de klamboe en door het geopende raam kwam ochtendfrisse lucht binnen. Nog een half uurtje terug in bed. Daarna stond A. als eerste op, want zij had afspraken en ik niet. Terwijl ik nog half slapend de douche hoor lopen, zweemt er nog vaag iets van de sympathieke Tjechische film ‘Empties’ van gisteravond door mijn hoofd. Eigenlijk een coming of age verhaal maar dan voor ouderen. Een docent neemt vlak voor zijn pensioen ontslag omdat hij ongelukkig wordt van de desinteresse van de leerlingen en bloeit helemaal op bij de lege-flessenbalie van de buurtsuper. Als ik de douche niet meer hoor, sta ik ook op. Bij de zondagochtend hoort een uitgebreid ontbijt en dat smaakt mij niet in m’n eentje. Na het ontbijt blijf ik nog even besluiteloos op de bank hangen. Als het zonnig is, heb ik altijd moeite naar mijn werkkamer op zolder te gaan. De zon trekt aan mij. Vast een buitenmens geweest in een vorig leven. Om kwart voor tien loop ik met een thermoskan koffie naar mijn werkkamer. Doelbewust loop ik nog steeds op blote voeten, want ik wil eerst mijn teennagels knippen. Ik ga daarvoor op de bank van mijn werkkamer zitten, en pak een willekeurig velletje papier van mijn bureau om dat op de grond te leggen. Zo kan ik de afgeknipte nagels makkelijker oprapen en weggooien. Net voordat ik mijn blote rechtervoet op het papier kan zetten, zie ik dat het een uitnodiging is voor een lezing van Thomas Verbogt, voor wie het zintuiglijke zo belangrijk is in zijn schrijven. Maar dat wordt mij pas duidelijk als ik naar hem luister, want ik ben toch maar snel op pad gegaan.

Een schrijver in levende lijve ontmoeten heeft toch meerwaarde. Op radio of televisie mag natuurlijk ook. Ik ben het niet eens met de mening dat je een literaire tekst moet beoordelen los van de persoon van de schrijver. Nog afgezien van het feit dat ik mij juist zo veel mogelijk probeer te onthouden van een eindoordeel, vind ik het vaak interessant om iets te zien van hoe een schrijver zijn wereld probeert te vangen in een verhaal. En dan zie ik graag iets van die wereld. Vorige week op Manuscripta weer heel wat lezingen en interviews gezien en vanmorgen Thomas Verbogt. Ik geef direct toe dat ik ook de kunst aan het afkijken ben. Ergens komend najaar zal ik mijn eerste lezing als schrijver houden. De enthousiaste en persoonlijke manier waarop Thomas dat deed, is een voorbeeld voor mij. In de pauze, bij het signeren van mijn exemplaar van zijn ‘Perfecte Stilte’, heb ik van de gelegenheid gebruikgemaakt om een exemplaar van mijn ‘In de Tusschentijd’ voor hem te signeren. Veel plezier ermee Thomas, ik hoor graag wat je ervan vond.

Plannen zat voor nieuwe publicaties

Na mijn laatste blog heb ik hard gewerkt aan een volgend artikel over tijd. Ik wilde in mijn volgende blog graag de publicatie van dat artikel kunnen melden. Vervolgens duurde het publiceren daarvan op mijn website om technische redenen (ik had zelf iets doms gedaan) bijna een week langer dan gepland. En daarna kreeg ik het helemaal te pakken van een nieuw idee voor een volgende roman. In ieder geval een novelle. En aangezien ik geleerd heb het ijzer te smeden als het heet is, liet ik me meenemen door de stroom zo lang als het duurde. Pas vandaag ging het wat minder. Ik heb het idee dat deze creatieve eruptie kwam doordat ik al zo lang aan andere dingen heb moeten werken. Eerst de afronding van mijn roman, In de Tusschentijd – toch altijd een fase van punten en komma’s en niet van grootse en woeste schepping. En daarna het opzetten van mijn eigen uitgeverij. Hoe dan ook heb ik niet te klagen over aanzetten voor nieuwe publicaties. Voor de periode tot eind 2014 (nog bijna 2,5 jaar) heb ik een essaybundel over tijd op stapel staan, een klassieke novelle (of roman) met een thriller-achtig karakter en een novelle (of roman) met een opnieuw een wat surrealistisch karakter, net als In de Tusschentijd. Veel te ambitieus natuurlijk. Ik heb nog steeds een baan van 20 uur.

Ondertussen is het eindelijk gelukt In de Tusschentijd als eboek te publiceren in de Apple Bookstore. Althans, het uploaden ging goed, nu nog afwachten wanneer hij daadwerkelijk in de catalogus verschijnt.

De verschijning van In de Tusschentijd zal tot medio augustus het beste bewaarde geheim van literair Nederland blijven: dan ga ik recentie exemplaren rondsturen.

Oh ja, dat artikel over tijd is dus al lang gepubliceerd: https://www.hansverster.nl/nieuws/artikel/detail/2012-6-op-zoek-naar-de-verloren-eigen-tijd/

Een ernstig geval van workaholisme

Ik geef het toe, ik ben zelf ook een ernstig geval van workaholisme. Altijd moet er iets, nooit kan ik eens even niets doen. Maar, moet ik mezelf nageven (ik ben me d’r eentje), ik doe dat wel op een creatieve manier. Het komt wel uit mezelf. Meestal. En daardoor leef ik wel in mijn eigen tijd, in mijn eigen Tusschentijd. Zeven jaar heb ik gewerkt aan mijn boek (tussen alle drukte door). In mijn eentje. Maar doordat ik heb weten vast te houden aan het werken vanuit mijn inspiratie, mijn creativiteit, en me niet heb laten opjagen door doelen buiten het schrijven, heeft me dat veel voldoening gegeven. Natuurlijk had ik mijn ups en downs, maar het meeste was positief. Ik denk wel eens dat dat me behoed heeft voor een burn-out in mijn andere werk: ik had voor mezelf altijd nog mijn schrijven waarin ik me kon uitleven, waarin ik me helemaal kwijt kon.

En dat werken vanuit mezelf probeer ik ook nu vast te houden in deze fase van distributie perikelen. Het is namelijk nog steeds niet gelukt om de distributie van mijn boek als eboek goed te regelen. De technische problemen bij het uploaden naar Apple Bookstore zijn nog niet opgelost en iedere keer blijkt de Nederlandse eboekenmarkt nog weer meer versnipperd te zijn. Nu blijkt dat eBoekhuis maar een deel van de Nederlandse webshops van eboeken te voorzien. Een Belgische partij, epagine.nl, is hier flink aan de weg aan het timmeren. Ik ga daar waarschijnlijk ook een overeenkomst mee sluiten.

Ondertussen is het te laat geworden om nu nog voor de zomervakantie recensie-exemplaren rond te sturen. Tenzij iemand natuurlijk goede argumenten heeft om dat juist wel te doen. In komkommertijd grijpen de media alles aan. Nu ik dat zo zeg, begin ik toch te twijfelen.