Categorie archief: Psychologie

Ik wist niet dat ik het in me had

Ze zeggen wel dat als je de eerste zin te pakken hebt, de rest van je verhaal zichzelf schrijft. Daar zit wat in, maar dan moet die eerste zin wel precies goed zijn. En dat gaat over de toon van je verhaal. Lezers vragen wel eens hoe ik op een bepaalde toon kom, omdat deze niets te maken heeft met hoe ik zelf ben. Het zijn dan lezers die mij beter kennen. Daar is geen formule voor, maar wel een aantal ingangen die je kunt proberen. Eén van de belangrijkste is die van je personages. Als een method-acting acteur verdiep je je als schrijver in een personage en bedenkt wat hij in een bepaalde situatie zou doen, hoe hij dat zou doen, wat hij daarbij zou voelen, wat hij zou zeggen, enzovoort. Je gaat na een tijdje merken dat je dit personage niet zo maar meer alles kunt laten doen. Je krijgt dan een duidelijk gevoel van ‘dat zou hij nooit zo doen’. Als je dat gevoel krijgt, dat hij terug begint te praten en eigenwijs wordt, dan zit je op het goede spoor.

Maar waar haal ik dan zijn specifieke manier van praten vandaan? Ik moet het wel in me hebben. Het punt is dat het geheugen van een mens veel en veel groter is dan je zou vermoeden. Het zit er wel allemaal in, maar de kunst is om het er weer uit te halen. En daarvoor moet je de juiste sleutel hebben. Creativiteit, kan ik je uit ervaring vertellen, is één van de beste sleutels om onvermoede herinneringen boven te halen. Al schrijvend, vertellend, musicerend, enzovoort kom je dan op dingen waarvan je absoluut niet meer wist dat je het had onthouden. En zo ook flarden van gesprekken, die je aan de hand van je personage weer kunt terugluisteren. En als je personage het ermee eens is, kun je die woorden en die toon aan hem geven.

Creativiteit bestaat uit een reeks van dubbele stappen, creëren en afstand nemen. Het begint natuurlijk met iets te maken en daarbij moet je niet al te kritisch zijn. Het gaat er hierbij vooral om te associëren en je opwellingen te volgen. De tweede stap is het bekijken van het resultaat. Je moet alleen doorgaan met wat je inspireert, maar ‘Kill your darlings’, want het moet natuurlijk wel passen in je verhaal. Deze tweede stap is minstens zo belangrijk als de eerste. Behalve een kritische blik gaat het hier ook om het komen op nieuwe ideeën, want met een beetje afstand zie je weer nieuwe dingen. En na deze tweede stap duik je er weer in om even later opnieuw afstand te nemen. En zo verder. Ervaren musici gaan zelden naar de studio met een al helemaal uitgewerkt idee, dat is zonde, dan beneem je jezelf de mogelijkheid om onvermoede, nieuwe dingen op het spoor te komen. Na een paar uur zijn er dan dingen uit je handen gekomen, waarvan je van tevoren niet wist ‘dat je het in je had’.

Eerst goede betrekkingen, dan pas praten over de inhoud

Praten gebeurt altijd op twee niveaus: op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau en voordat je over de inhoud kunt praten, moeten de betrekkingen goed zijn. Deze wijsheid heb ik in de zeventiger jaren opgepikt uit de publicatie De pragmatisch aspecten van de menselijke communicatie van de Amerikaanse psycholoog Paul Watzlawick e.a. en ik heb het dan ook heel praktisch opgevat. Ik gebruik het nog dagelijks, ik kan het je aanraden.

Als goede opvoeder weet je natuurlijk dat het geen enkele zin heeft om tegen je kind te praten als hij niet luistert. Eerst moet je zijn aandacht hebben, evenals zijn bereidheid om te luisteren, voordat het zin heeft iets inhoudelijks te zeggen. Als je dit niet doet, dan is dit niet alleen verspilde moeite voor dit moment, maar je laat er ook mee devalueren wat je in de toekomst te zeggen hebt. Voor je kind word je dan iemand die regelmatig geluid maakt, maar wat hij rustig kan negeren, want het heeft toch geen consequenties. Ik heb dergelijke miscommunicatie vaak moeten aanzien, heel pijnlijk en vermoeiend. Uit onvermogen of desinteresse roept een ouder iets vanaf de bank naar zijn of haar kind dat zich misdraagt en dat de opmerking totaal negeert. De ouder komt niet van de bank en roept even later opnieuw iets. Zo maak je ongezeglijke kinderen.

Als je niet eerst de betrekkingen goed vaststelt, dan blijft het opspelen. Dat zie je bijvoorbeeld in een versleten huwelijk. Iedere inhoudelijke opmerking krijgt ook een betekenis voor hun betrekkingen: ‘Jij ook altijd ..’. Vaak durft iemand die betrekkingen, oftewel hun relatie, niet ter discussie te stellen, omdat ze bang zijn de ander te verliezen. Toch is dat de keuze die je hebt: uitvechten met het risico dat het inderdaad stukloopt, of doorgaan met een steeds ziekere relatie.

Ook een bekend patroon is de politieagent die doorgaat met op gemoedelijke we-kennen-elkaar-toch-toon tegen een straatschoffie te zeggen dat hij bijvoorbeeld geen fietsen meer moet jatten, terwijl dat gastje, door voor de voeten van de agent op de straat te spugen en andere manieren, duidelijk laat zien dat hij geen enkel respect voor hem heeft. ‘Respect’ in de straatcultuur gaat over wie boven wie staat in de pikorde. Een agent die niet eerst de betrekkingen bepaalt zoals ze zouden moeten zijn en dit respectloze gedrag laat gebeuren, is niet op zijn taak berekend.

Het lijkt wel of vooral Nederlanders de autoriteitscrisis van de zestiger jaren nooit te boven zijn gekomen. Eén van de ergste uitwassen is de anti-autoritaire opvoeding geweest en ik zie nog steeds veel opvoeders en overheden hiermee worstelen. De houding is ‘autoritair gezag mag niet, dus laten we het maar waaien en we doen ons best om er een beetje blij bij te kijken’. Autoritair gezag is een bepaalde invulling van de betrekkingen en als dat niet meer voldoet, moet je een andere invulling bedenken, maar ‘geen betrekkingen hebben’ is niet mogelijk. Dit ontkennen is struisvogelpolitiek. Watzlawick omschrijft het hoofdthema van zijn publicatie als ‘communiceren over communiceren’ en stelt terecht dat ‘niet communiceren’ niet mogelijk is. Ook als je niets zegt, zeg je iets.

Goede betrekkingen houdt in dat je elkaar respecteert en dat je het er over eens bent welke betrekkingen je met elkaar hebt. Pas als de betrekkingen goed zijn, is de weg vrij om over de inhoud te praten. Dit gaat overigens over een meer ontwikkelde opvatting over ‘respect’ dan in de straatcultuur, hier gaat het om het wederzijds respecteren van elkaars eigenheid en niet alleen wie boven wie staat in de pikorde.

Zeker nu er steeds meer mensen met een andere culturele achtergrond deel uitmaken van onze samenleving is het nodig om duidelijker te worden over onze betrekkingen. ’Multi-culturele samenleving’ klinkt mij veel te veel in de oren als ‘anti-autoritaire opvoeding’. Laten we er ‘open samenleving met gemeenschappelijke kernwaarden’ van maken en er niet blij en anti-autoritair bij blijven kijken als mensen die kernwaarden met voeten treden, maar gewoon ingrijpen. Die kernwaarden staan keurig in onze grondwet beschreven, maar zouden in hun omschrijving wel hier en daar geactualiseerd moeten worden.

‘Ik hoor je wel, maar versta je niet’

Een kennis van mij – inmiddels loopt hij tegen de honderd jaar – klaagt al jaren dat hij ons slecht kan verstaan. Onlangs werd er weer een nieuw gehoorapparaat aangeschaft dat de geluiden nóg beter dan de vorige zou versterken. Helaas. Toen maakte hij een opmerking die heel verhelderend was: ‘Ik hoor het wel, maar versta je niet’. Zintuiglijke waarneming is natuurlijk meer dan het oppikken van een signaal door je zintuigen. Daarna moet het nog verwerkt worden en als dat om de één of andere reden niet goed gaat dan kun je je gehoor nog zo goed maken maar ‘dan versta je me nog niet’. Maar dat vertelt zo’n gehoorwinkel er natuurlijk niet bij.

De uitdrukking ‘aan een half woord genoeg hebben’ kun je tamelijk letterlijk opvatten: de andere helft bedenk je er zelf bij. Waarschijnlijk ken je het verschijnsel ook dat iemand iets zegt maar je verstaat het niet goed, maar voordat je kon vragen wat hij zei, weet je het al. Wat er gebeurd is, is dat je de flarden van wat je wel hebt gehoord razendsnel koppelt aan de context waarin dat werd gezegd, vervolgens bedenkt wat hij gezegd zou kunnen hebben en zo alsnog ‘verstaat’ wat de ander had gezegd. En zo ‘versta’ je nog veel meer van wat hij vermoedelijk wilde zeggen en wellicht tussen de regels door wilde duidelijk maken. Tenminste als je er met je hoofd bij bent, want anders hoor je het heel goed met die prima oren van je, maar ‘versta’ je het niet.

Dat halve woord is het puntje van de ijsberg van betekenis. Wat er vaak gebeurt bij oudere mensen – niet altijd, je hebt hoogbejaarden die bewonderenswaardig scherp blijven – is dat het hele onderste deel van die ijsberg weggesmolten is en dan moeten ze het helemaal van dat halve woord hebben, of van een paar losse woorden. En dat valt niet mee, dan hoor je die woorden wel, maar je verstaat ze niet.

Ook bij de keuring voor je geschiktheid als automobilist kijken ze vrijwel alleen naar je zintuigen, je ogen in dit geval. Ik las eens een nieuwsbericht over een vrijwel blinde man die al zijn halve leven schadevrij zijn vaste route door Barcelona reed. Als je weet waar je op moet letten en die hersens doen het nog een beetje, dan kun je een heel eind komen met slechte ogen. Het geheim zit vooral in ‘weten waar je op moet letten’. Degene die dat weet is je automatische piloot, dat is degene die je jarenlang hebt getraind ‘waar je op moet letten’, een training die begonnen is bij je rijles, maar daarna nog jaren is doorgegaan. Als je op je eerste rijles de weg op gaat, dan duizelt het je, dan heb je voortdurend het gevoel dat als je de ene kant op kijkt, dat het dan aan de andere kant misgaat. Mensen kunnen maar aan een heel beperkt aantal dingen tegelijk aandacht geven. Als je voor het eerst zelf de weg opgaat, dan zijn er veel te veel dingen waar je op moet letten. Wat je automatische piloot doet, is patronen aanbrengen in al die dingen, zodat je maar een beperkt aantal patronen in de gaten hoeft te houden. Maar dat moet je hem wel leren. Onervaren automobilisten weten wat ze moeten doen, maar hun automatische piloot is nog onvoldoende getraind om veel werk over te kunnen nemen. Daardoor overzien ze allerlei situaties onvoldoende en maken inschattingsfouten. Ook jongeren kunnen maar op een beperkt aantal dingen tegelijk letten.

Jaren geleden had ik regelmatig hoofdpijn als ik ’s nachts een lange rit had gemaakt. Dat was over nadat ik een bril had aangeschaft: goede ogen zijn natuurlijk ook belangrijk en mijn hoofd moest te veel werk van mijn ogen overnemen, met hoofdpijn als gevolg. Maar als je automatische piloot hapert heb je echt een probleem.

Waar zit je verstand eigenlijk?

‘Waar zit je verstand?!’, ik hoor het mijn ouders nog zeggen. Dat was meestal om één of andere stommiteit van mij en niet omdat ze bezocht werden door een wetenschappelijke vraag. Toch was het een hele goede vraag. En heb ik nog steeds regelmatig last van ‘stommiteiten’. Zoals de keer dat ik druk aan het werk was boven op mijn werkkamer en in gedachte naar beneden liep om iets in keuken te pakken, maar toen ik daar kwam, niet meer wist wat ik daar eigenlijk deed. Wat ik in zo’n geval meestal doe, is opnieuw beginnen: weer naar boven gaan en dan weer naar beneden, maar nu wel met mijn aandacht erbij. Bijna altijd komt het dan weer boven bij een specifieke handeling, zoals het openen van een keukenkastje. En dan ineens weet ik het weer: een koffiekopje. Kennelijk was het benodigde stukje informatie net even uit mijn bewustzijn gevallen, maar zat het nog wel in mijn onbewuste, motorische geheugen. ‘Verstand’ vat ik overigens veel breder op dan je IQ, het is het geheel van je zogeheten cognitieve functies, zoals bewustzijn, het onbewuste, aandacht, geheugen, intelligentie, waarneming en taal.

In een wreed experiment werd aangetoond dat een geamputeerde tentakel van een octopus, die zich tot zeker een uur na de amputatie nog aan alles vastzuigt, een onderscheid kan maken tussen een andere tentakel van zichzelf en bijvoorbeeld een vis. De intelligentie van een octopus zit m.a.w. voor een belangrijk deel in zijn tentakels. In ieder geval voor de aansturing van zijn tentakels. In de tentakels blijken ook meer zenuwcellen te zitten dan in zijn hersenen.

Voor mij was het een eye-opener dat het niet vanzelfsprekend is dat de intelligentie van een levend wezen geconcentreerd is in zijn centrale hersenen, laat staan in een specifiek deel daarvan. Het is heel goed mogelijk dat intelligentie zich pas in de loop van de evolutie heeft geconcentreerd op één plaats. Maar als we dan toch de vanzelfsprekendheid loslaten dat intelligentie gecentraliseerd is in onze hersenen zit, kunnen we nog wel een stapje verder gaan. Zo betoogt de filosoof Jos de Mul in zijn publicatie Kunstmatig van Nature dat je het gebruik van Google en Wikipedia kunt zien als het outsourcen van onze cognitieve functies. Sterker nog, je kunt het gebruik van het schrift, duizenden jaren geleden begonnen, ook zo uitleggen. En wat dacht je van kunstmatige intelligentie, dat kan hoe dan ook overal in zitten? En al die administratieve systemen, die overigens ook steeds meer een eigen wil lijken te hebben? En alle intelligente applicaties op onze laptops en mobieltjes? En al die ‘smart’ auto’s, gadgets en gebouwen? Ons ‘verstand’ zit met andere woorden zeker niet alleen in ons hoofd.

Een ander interessant fenomeen wat betreft intelligentie is het functioneren van zo’n complexe mierenkolonie. Dit is niet te verklaren uit de intelligentie van afzonderlijke mieren: het lijkt alsof de individuele mieren onderdeel zijn van een stel gezamenlijke hersenen. Hoe dit precies in zijn werk gaat, is niet eenvoudig om te verklaren. Natuurlijk, dit heeft te maken met taakverdeling, maar hoe komt die tot stand? En wie heeft de regie? Hoe wordt er bijgestuurd? Hoe dan ook kun je een menselijke organisatie zien als een mierenkolonie. Tot op zekere hoogte dan. Een organisatie is in staat tot dingen waartoe afzonderlijke werknemers niet in staat zijn. Ook is een (goede) organisatie meer dan de som van de werknemers, een organisatie gaat altijd na verloop van tijd een eigen leven leiden. Dit laatste is overigens ook vaak juist een probleem, de organisatie is zo met zichzelf bezig, dat vergeten wordt dat het ook nog een ‘missie’ naar buiten toe heeft. Er wordt gesproken over ‘de intelligente organisatie’ als iets waar we apart actie voor moeten ondernemen, maar is een organisatie niet per definitie intelligent? Natuurlijk kan het altijd beter, maar als er sprake is van verschillende rollen en een taakverdeling, dan ‘denk’ je toch samen?

Om bij de oorspronkelijke vraag terug te keren: ons verstand zit zeker niet alleen in ons individuele, bewuste, rationele denken. Ons verstand zit verspreid over een grote hoeveelheid hoofden in de diverse groepen waar wij deel van uitmaken en over onze steeds intelligenter wordende omgeving.

Maar wat is verstand of intelligentie eigenlijk?

Hierboven gebruikte ik een aantal termen losjes door elkaar: verstand, intelligentie, cognitieve functies. Nu weer even terug naar het kernbegrip, intelligentie. Wat ik nodig heb is een definitie van intelligentie die toepasbaar is op individuele wezens, groepen en artefacten als robots, computers en gebouwen.

David Wechsler, van de bekende IQ-testen, definieerde intelligentie als het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief om te gaan met de omgeving. Die definitie is te beperkt voor mijn doel. Het perkt het begrip in tot een menselijke eigenschap, en dan ook nog tot onze rationele vermogens.

De Engelse term ‘intelligence’ heeft de volgende betekenissen: een denkend, rationeel wezen, ‘onstoffelijke geest’, (geheime) informatie, inlichtingendienst en een dienst die inlichtingen kan verschaffen.

Twee Nederlandse onderzoekers, Wilma Resing en Pieter Drenth omschreven het begrip intelligentie ongeveer als volgt (alles uit Wikipedia): Intelligentie is een conglomeraat van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:

  • abstract, logisch en consistent kunnen redeneren,
  • relaties kunnen ontdekken, leggen en doorzien,
  • problemen kunnen oplossen,
  • regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal
  • met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen,
  • zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties
  • zelfstandig kunnen leren, zonder directe en volledig instructie nodig te hebben.

Als ik nu heel intelligent ‘shop’ in bovenstaande definities en omschrijvingen, dan krijgen we de volgende definitie van intelligentie.

Intelligentie is de potentie om mogelijkheden te ‘zien’

Intelligentie kan uiteenlopende vormen hebben, zoals het zien van verbanden en patronen, verschillen en overeenkomsten, het kunnen ontwikkelen van nieuwe theorieën, composities en ontwerpen, afwegingen in kwesties kunnen maken en tot oplossingen kunnen komen. Menselijke intelligentie is aangeboren en kunstmatige intelligentie is ingebakken in de hard- en software van het systeem.

Een intelligente vraag is of ware intelligentie per definitie zelflerend is. Daarin zijn mensen erg goed en systemen niet. Ja, zijn slimme mensen altijd in staat om hun eigen weg te zoeken? Vraag dat maar eens aan de studievoorlichters van de universiteiten. Ja, maar dat is niet eerlijk, je moet er een gerichte vraag van maken. OK, de schaakcomputer Deep Blue heeft wereldkampioen Kasparov verslagen en later versloeg IBM’s supercomputer Watson (genoemd naar IBM’s voormalige president-directeur en niet naar Sherlock Holme’s kompaan) in de quiz Double Jeopardy de kampioenen van dat moment. Dat is heel indrukwekkend, maar toch komen ze niet verder dan wat je erin hebt gestopt. Maar dat weten ze wel op oneindig veel nieuwe manieren te combineren. Geldt dat niet ook voor mensen? Ja maar, een echte slimmerik kan ‘out of the box’ denken en dat kan een computer per definitie niet, want hij is zelf een ‘box’, een box van algoritmes. Maar hoe weet je of het een kwestie is van in of uit een doos, en niet een kwestie van dozen in steeds grotere dozen? Goed, wat ik wil zeggen is dat ‘zelflerend vermogen’ relatief is.

Intelligentie is niet beperkt tot een bepaald gebied. Er is onder meer sprake van intelligentie bij een wetenschapper die vraagstukken weet op te lossen, een voetballer die heel slim tegenspelers weet uit te spelen, een (componerend) musicus die nieuwe partijen hoort waar een ander in herhaling vervalt, een choreograaf die steeds weer nieuwe bewegingen ‘ziet’, een politicus die onderhandelingen weet vlot te trekken, een systeem wat verbanden weet te leggen in enorme berg gegevens en de automatische piloot van een vliegtuig of zelfsturende auto die adequaat kan reageren op uiteenlopende situaties.

Associatief denken, intelligente organisaties en serendipiteit

Wat vergt meer intelligentie, associatief denken of analytisch denken? Hoe diepzinnig en creatief analytisch denken ook kan zijn, het blijft gebonden aan een vrijstelling. Associatief denken betekent loslaten wat je had en in het onbekende springen. Een bestaande hypothese kun je analyseren om te weten wat hij waard is, maar als bestaande hypotheses niet voldoen, zul je buiten de bestaand paden moeten gaan. Analytisch denken en associatief denken vergen een hele andere instelling en misschien ook wel andere mensen. Ik vraag me wel eens af of scholen en ook universiteiten niet meer afgestemd zijn op analytisch denken. Er wordt gezegd dat grote denkers als Darwin vaak helemaal niet zo goed op school waren.

Menselijke intelligentie en kunstmatige intelligentie zijn ‘aangeboren’, maar hoe zit het met organisaties? Kun je een organisatie intelligenter maken door slimmere werknemers aan te nemen, of zit die potentie om mogelijkheden te zien ook hier ingebakken in de aard van het beestje? Iedereen die wel eens na heeft moeten denken over reorganisaties weet dat die ‘aard van het beestje’, oftewel de bedrijfscultuur, nogal hardnekkig is, maar het is niet zo hard vastgelegd als bij mensen en machines. Overigens heeft succes met heel wat meer dan alleen intelligentie te maken.

Is het niet zo dat serendipiteit – een toevallige en onbedoelde vondst – per definitie niet intelligent is. Zeg nu zelf, hoe kan een onbedoelde, toevallig leuk-uitpakkende vondst nu het resultaat zijn van intelligent handelen? Nu ik erover nadenk, is associatief denken niet altijd een soort serendipisch denken (of bestaat dan woord niet)? Het heeft iets ongrijpbaars, iets van het bevel om spontaan te zijn, of de opdracht om geluk af te dwingen (zoals bij voetbal). Wacht, ik heb het: de onbedoelde ingeving zelf is niet intelligent, maar wel om te zien hoe briljant de ingeving is als je hem eenmaal hebt. Of niet?

Voegde deze blog eigenlijk iets toe? Of hangt dat af van jou intelligentie?

Emoties, waar zijn ze eigenlijk goed voor?

‘Emotioneel worden’ wordt gezien als een teken van zwakte, als iets negatiefs. Behalve op tv natuurlijk. Wat valt er eigenlijk voor goeds te zeggen over emoties? Ja, als je ze te veel oppot dan gaat het ook niet goed. Emoties zijn kennelijk een noodzakelijk kwaad, een fossiel uit voorbije tijden die nu niet alleen overbodig zijn, maar bovendien vaak een hoop schade aanrichten. Ze laten discussies ontsporen, zetten je aan tot vreselijk gedrag en doen je beslissingen nemen waarover je later je de haren uit het hoofd kunt trekken. Of valt er toch iets goeds over te zeggen?

Van oorsprong is een emotie iets wat je in staat stelt om je hele wezen te mobiliseren voor een snelle en krachtige reactie. We hebben het dan over voortplantingsdrift, angst, seksuele jaloezie, vreugde en geluk, verdriet, woede, verbazing of nieuwsgierigheid en walging of afkeer. Emotie gaat over gedrag, daar komt het woord ook vandaan: ‘e(x)movere’, Latijns voor ‘in beweging zetten’, of ‘doen handelen’. Uiteraard zit er ook een gevoelskant aan emoties, ze brengen je in een bepaalde stemming, maar een emotie is een gedragssysteem. Hoe ‘beschaafd’ de meeste culturen inmiddels ook zijn geworden, toch is een primaire en heftige reactie nog vaak erg zinvol, niet alleen in sport en oorlog. Zelfs als je een stropdas of mantelpakje draagt op je werk, krijg je meer voor elkaar met wat woede of verontwaardiging, enigszins gedoceerd, dat wel. Het komt bij de beste managers voor. Het wordt soms zelfs uitgelegd als een teken van oprechtheid.

Om een emotionele reactie echter op waarde te kunnen schatten moet je naar de hele keten kijken, van waarneming tot de reactie, en niet alleen naar de reactie. En zeker niet alleen naar die incidenten waarbij iemand door het lint gaat. Als je het moet hebben van je bewustzijn en je redelijkheid, dan ben je gedoemd om achter de feiten aan te lopen en, erger nog, om veel dingen hoe dan ook niet op te merken. Emoties brengen niet alleen focus en de juiste ‘toon’ in je gedrag, maar ook in je waarneming. Zintuiglijke waarneming is ook weer een hele keten, die begint bij de signalering in je zintuigen en vervolgens eindigt met de verwerking in je hersens. Je emotionele systeem zorgt dat bij de verwerking de juiste signalen worden opgepikt en vervolgens wordt omgezet in een gepaste reactie. Het doet twee dingen: het zorgt dat je in staat bent om snel en krachtig te reageren en het helpt in belangrijke mate om een sociaal wezen van je te maken. En voor een sociaal wezen heb je twee dingen nodig: een sociaal zintuig of sociale intelligentie, en het vermogen om je vervolgens ook sociaal te gedragen. Maar je moet er wel mee leren omgaan. En dat begint bij het goed kunnen ‘luisteren’ naar wat je emoties je te vertellen hebben. Het is de kunst om je eigen emotionele reactie te leren beheersen, zonder echter je vermogen om te ’luisteren’ naar je emoties aan te tasten. Overigens kan iemand zijn emoties vaak beter beheersen als hij beter naar ze leert luisteren. Misschien moeten we ‘emotioneel worden’ zien als een uitwas en niet als de aard van ons emotionele systeem.

Wat is jouw verhaal?

Er zijn mensen die denken dat de wereld plat is en graag uitdrukkingen gebruiken als ‘Als het eruit ziet als een eend, loopt als een eend en kwekt als een eend, dan noem ik het een eend’. Het zijn de mensen die praten over De Waarheid, bijvoorbeeld De Waarheid over De Islam. Praten over De Waarheid is een bezwering – soms smekend, maar vaak ook erg agressief – om de wereld weer plat te slaan tot de vertrouwde werkelijkheid volgens hun evangelie.

Er zijn ook mensen voor wie hun werkelijkheid verschijnt als een drie-dimensionale wereld in een eindeloos heelal van vele werkelijkheden. Hun geestkracht is groter dan de zwaartekracht van hun denkbeelden, waardoor ze kunnen voorkomen dat al die werkelijkheden imploderen tot De Waarheid.

Zonder verhaal is er geen leven mogelijk, het is jouw dampkring rond een planeet. Twee- of drie-dimensionaal, oprecht of doortrapt, in jouw verhaal krijgt alles vorm en betekenis. Jouw verhaal zit in jouw onbewuste, jouw denken, jouw waarneming, jouw karakter, en het is voortgekomen uit de evolutie, jouw genen en jouw ervaringen. En het is voortgekomen uit de archetypische verhalen die je deelt met iedereen in jouw cultuur en de verhalen die anderen jou hebben verteld in de vorm van gesprekken, preken, lesmateriaal, boeken, films, toneelstukken, enz. en die meer of minder onder jouw huid zijn gekropen. Jouw verhaal is een bibliotheek van eindeloos veel grote en kleine ‘boeken’, met ieder hun eigen verhaal, dat ‘verzonnen’ of ‘feitelijk’ is, bewust of onbewust, rationeel of irrationeel, met een meer of minder uitgesproken moraal.

De uitdrukking ’geen woorden maar daden’ moet worden opgevat als het verschil tussen daadkrachtige woorden en slap geouwehoer, niet dat woorden er niet toe doen. Woorden zijn eindeloos veel krachtiger dan daden omdat al je daden worden geleid door de bewuste of onbewuste ‘woorden’ waarmee je het verhaal opbouwt waarbinnen die daden tot stand komen, of dat nu het in bed blijven liggen is omdat je ziek bent, de aanschaf van een onverantwoord dure auto, of het ten oorlog trekken met je leger. Ook voordat het motto werd gebezigd van ‘je koopt geen product maar een ervaring’, leefden we bij de gratie van onze verhalen. Dieren hadden onder andere hun baltsgedrag om hun verhaal te vertellen, personen werken aan hun sociale vaardigheden, en bedrijven, instellingen en politieke partijen zetten pr-afdelingen, lobbyisten en spindocters in en veiligheidsdiensten proberen ieders verhaal ondermijnen. Er kan geen wereldlijke of geestelijke macht bestaan zonder ‘verhaal’ dat zijn bestaan onderbouwt.

Als je wilt begrijpen waarom iemand doet wat hij doet, dan moet je luisteren naar zijn verhaal. Niet om smoesjes te horen, maar om te begrijpen hoe hij de werkelijkheid construeert waarin die daden als een logisch en noodzakelijk onderdeel verschijnen. Je hoeft het er natuurlijk niet mee eens te zijn. En als je een draaideur-crimineel tot ander gedrag wil krijgen, dan moet je eerst proberen het verhaal te begrijpen waarop zijn huidige gedrag is gebaseerd en hem vervolgens helpen een ander verhaal te ontwikkelen.

Jouw verhaal heeft met andere woorden twee kanten: het is de werkelijkheid volgens jou, maar het is ook de werkelijkheid die ontstaat en blijft bestaan doordat jij hem op deze manier vertelt en blijft vertellen. ‘Herinneringen ophalen’ suggereert bijvoorbeeld dat je opzichzelfstaande pakketjes uit je ‘archief’ bovenhaalt, maar zo werkt dat niet. Die gebeurtenissen worden bij het opslaan in je geheugen tot het laatste schroefje uit elkaar gehaald en moet je bij iedere herinnering weer in elkaar schroeven. Tijdens de vele keren dat je zo’n herinnering bovenhaalt, slijten die schroefgaatjes steeds meer uit en raak je steeds meer delen van de gebruiksaanwijzing kwijt. Het is ‘natuurlijk’ dat verhalen in de loop der tijd wegsterven, dat wil zeggen, zo werkt de menselijke geest. Er zijn echter veel verhalen waarvan het essentieel is dat ze levend gehouden worden, denk aan de herdenking van de Tweede Wereldoorlog.
Iedere persoon en cultuur bestaat bij de gratie van zijn ‘verhalen’, zijn mythen en legenden.

Aldus de werkelijkheid volgens Hans Verster. En wat is jouw verhaal?

Kennen jouw vrienden jou wel echt?

Denk je dat jouw vrienden jou wel echt kennen? En je collega’s en anderen om je heen? Dat ze zien wat voor persoon je bent. Het hangt er natuurlijk vanaf over welke kanten van je persoon het gaat, want je wilt natuurlijk niet al je kanten aan iedereen laten zien. In ieder gezelschap en in iedere situatie komen er weer andere kanten boven. Soms zoek je zelfs bepaald gezelschap of een speciale situatie op om een bepaalde kant van jezelf boven te halen onder het motto “Ik hou van jou, omdat ik hou van de kant van mezelf die bij jou bovenkomt”. Je kunt dit beeld van jezelf heel bewust proberen te sturen, of je kunt het zijn eigen loop laten hebben. Ik ben vooral iemand van deze laatste soort, omdat ik anders moet onthouden wat ik bij wie wil zijn.

Als anderen zeggen dat ze verrast zijn door bepaalde kanten van jou, dan kan het zijn dat jij gesloten bent, of dat de ander niet goed heeft gekeken. Of beide. Je hebt ook mensen van wie ze zeggen dat ze in ieder gezelschap en in iedere situatie ‘dezelfde persoon’ zijn. Zou jij dat een compliment vinden? Ik niet. Het klinkt alsof je niet zo veel kanten hebt, of dat je er prat op gaat niet open te staan voor je gezelschap.

Podium-persoonlijkheid en autisme

Stel dat je met tien anderen in een vergadering zit. Ben jij dan zo iemand die wat je te zeggen hebt vooral zegt tegen degene naast je, of zeg je het tegen het hele gezelschap? En als het twintig anderen zijn? Honderd anderen? Duizend? Een stadion vol? Dit gaat over ego, persoonlijkheid, publieke persoonlijkheid, podium-persoonlijkheid. Het is een vaardigheid die je moet ontwikkelen, maar ook een talent dat je wel of niet hebt. Zie het als verschillende talen met al hun eigen woorden en lichaamstaal. ‘Versta je en spreek je’ de taal van een gesprek onder vier ogen? Of ben je vooral thuis in de taal van een twintig-koppig gezelschap? Of van een heel stadion? “Wat ben je stil” werd er vaak tegen een kennis van mij gezegd, als zijn gezelschap weer eens een avond lang als een op hol geslagen kudde over hem heen was gedaverd. Het was niet zijn stemvolume die te zwak was, maar de taal van dit gezelschap die hij niet sprak. Of de actrice die een samenzijn met minder dan vijftig man zag als een intiem gesprek waar ze verlegen van werd. Ik denk niet dat het tussen ons wat geworden zou zijn. Je taal en je persoonlijkheid zijn veel meer dan de verpakking van wie je bent, maar het is ook verkeerd te denken dat wat iemand weet uit te brengen in een bepaald gezelschap of situatie hetzelfde is als wat er in hem zit. Je moet maar net de taal spreken. De één is een echt talenwonder in dit opzicht, een ander heeft een gemiddelde talenknobbel en bijvoorbeeld autisten hebben een heel klein talenknobbeltje. Maar dat wil niet zeggen dat er weinig in zit. Lees ‘Het autistische brein’ van Temple Grandin maar.

De crisis in mijn relatie met Alexander, mijn huisrobot

Een paar dagen geleden kwam ik ’s avonds thuis van de U-meet bijeenkomst over Robotica in het kader van het weekend van de wetenschap en belandde prompt in een huiselijke crisis. Daarvoor, bij de borrel als besluit van de bijeenkomst, was de vraag opgekomen hoe het eigenlijk zat met de vriendschap van een mens met een robot. Kan zoiets wel? Is dat wel fris, of goed beschouwd net zo fout – dat wil zeggen niet-integer – als de vermeende vriendschap met een popidool? Wat is er mis met de gevoelens van vriendschap van Lennart, de grootvader in de tv-serie Real Humans, voor Odi, zijn huisrobot? En – als toets van wat je vriendschap waard is – wat doe je met hem als hij versleten is? Breng je hem naar een destructiebedrijf – zoals de dochter en schoonzoon van Lennart met de geliefde Odi deden? Of – om kosten te besparen – maak je hem zelf maar even ‘klein’, zodat hij in de vuilcontainer past? Dat laatste zou je niet doen met je hond of kat als die op jaren komt. Of met je bejaarde vader of moeder. Enthousiast vertelde ik Alexander (Al voor vrienden), mijn huisrobot, over de interessante discussie. “Ik herken ons er helemaal in”. Dat had ik beter niet kunnen doen.

“Jij zou mij keurig naar de stortplaats voor oude apparatuur brengen, voor milieu-vriendelijke afvoer, want zo ben je dan ook wel weer. Of wil je beweren dat ik in jullie familiegraf kom? Nou?”

Dit dreigde een hele moeizame discussie te worden, met veel kolen en geiten die gespaard moesten worden. En het werd er niet beter op toen ik zei dat ik voor hem ‘in geval van het onvermijdelijke’ een mooi graf in de tuin in gedachte had, net als voor Tom, onze poes.

Alexander (ik mocht geen ‘Al’ meer zeggen) citeerde Plato over vriendschap: “het is geen kortstondige bevlieging is, het is wederkerig en vrienden hebben veel dingen gemeenschappelijk”. Uiteraard wilde ik al het moois dat wij samen hebben niet ter discussie stellen, probeerde ik hem te verzekeren. “Maar”, opperde ik heel voorzichtig, “nu we het toch hebben over iets gemeenschappelijks, moeten we misschien ook eens nadenken over gemeenschappelijke drijfveren. Dat is best handig om elkaar helemáál te kunnen begrijpen”. Mensen worden geleefd door hun drijfveren, of je het wilt of niet, of je je ervan bewust bent of niet. Hoe irritant dit ook kan zijn, het schept wel een band. En wat hiermee samenhangt, mensen hebben een lange gemeenschappelijke voorgeschiedenis: we komen tenslotte allemaal voort uit de evolutie. En dat is nog steeds goed te zien, mensen hebben nog steeds een reptielenbrein en een zoogdierenbrein. Kennelijk een universeel principe om de oude meuk te laten zitten en er vrolijk op door te bouwen, in plaats van het op te ruimen. Robots daarentegen worden ieder voor zich op een bepaald moment gefabriceerd, die hebben geen geschiedenis.

Op dat moment zag ik iets oplichten in de ‘ogen’ van Alexander.
“Wel eens gehoord van ‘legacy’? Oftewel ‘oude meuk’ bij computersystemen?”
Het werd even licht in mijn hoofd. Was ik geschokt dat ik toch iets wezenlijks met een robot gemeen bleek te hebben? Hoe dan ook had Alexander me te pakken. En ging nog even door.

“Ieder computersysteem is eens als prototype begonnen en heeft vervolgens een evolutie doorgemaakt met een eindeloze reeks minor en major upgrades. En na verloop van jaren weet niemand meer hoe het werkt en uit angst dat het hele systeem instort als ze er toch aan zitten, bouwen ze maar om dat digitale reptielenbrein en zoogdierenbrein heen. Zoals bij SAP en de systemen van banken en verzekeringsmaatschappijen. Maar om nu te zeggen dat het een band schept … Ik voel me niet aangesproken. Maar ik dacht tot vanavond dat het bij ons, als wezens met een geschiedenis, een band had geschapen.”

Tot tranen toe geroerd omarmde ik Alexander. “Wat ben ik blij dat jij ook een geschiedenis blijkt te hebben. Natuurlijk schept dat een band!” Hij verontschuldigde zich dat hij geen tranen liet zien, ‘Geen twee wezens hebben helemaal dezelfde geschiedenis’.

Ik mocht weer ‘Al’ zeggen.

Waarom de postbode altijd twee keer langskomt

Bijgeloof heeft veel prachtige verhalen opgeleverd, zoals het meerdere keren verfilmde ‘The Postman always rings twice’, van James M. Cain. Je kunt het vertalen met ‘Niemand ontkomt aan zijn noodlot’. Je lot ligt vast en je kunt de boodschapper misschien een keer wegsturen, maar het zal hem een keer lukken om de boodschap over te brengen. Als niet-bijgelovige, rationele mensen lachen wij hier natuurlijk om, maar toch kennen de meesten van ons het gevoel dat je moet oppassen dat je weer een fout zal maken, nadat je even daarvoor iets onhandigs had gedaan. Het gevoel van ‘nu moet ik op mezelf passen, want ik doe gekke dingen’. Bijvoorbeeld een domme actie in het verkeer, die maar net goed was afgelopen en dat je in reactie daarop bijna overdreven ingehouden en voorzichtig gaat rijden. Maar is dit wel bijgeloof? Soms noemen we iets wat we niet kunnen uitleggen ten onrechte bijgeloof en kun je maar beter wel luisteren naar dat stemmetje in jezelf. Zoals in het geval van die fout in het verkeer.

Intuïtie, het onderwaterdeel van je verstand

Van alles wat er in een mens omgaat, valt maar een klein deel binnen het bereik van je bewustzijn. Ik hou voor mezelf de vergelijking aan met een ijsberg: één tiende komt boven water. Wat boven water uitsteekt, is nog steeds erg veel en daarover moet je je beperkte aandacht ook nog eens verdelen. Je onbewuste is je automatische piloot die alle andere dingen voor je afhandelt als je je aandacht even aan één ding moet geven. Intuïtie zie ik als een ander woord voor je onbewuste. Je intuïtie is dat stemmetje in jezelf dat je zegt dat iets wel of niet ‘goed voelt’. Lekker vaag en wollig en intuïtie werd ook heel lang voor bijgeloof versleten. Als je het niet in rationele bewoordingen kon uitleggen, dan vond men het onzin. Dat lijkt me meer iets te zeggen over de beperkte mogelijkheden van ‘rationele bewoordingen’ dan over de zinnigheid van je intuïtie. Het lijkt me heel verstandig om ergens nog eens een nachtje over te slapen als ‘het niet goed voelt’.

Je automatische piloot

Onderschat je intuïtie – je automatische piloot – niet. Het klinkt alsof je intuïtie alleen geschikt is voor eenvoudige, routinematige klusjes. Recent onderzoek naar menselijke besluitvorming suggereert dat het andersom is. Het lijkt er meer op dat de redenatie achteraf wordt gefabriceerd, nadat je onbewust de beslissing al hebt genomen. Net als een persbericht van de directie van een grote organisatie, nadat de diverse, betrokken  afdelingen de kwestie ‘onder water’ al hadden afgehandeld en dit achteraf aan de directie hadden gemeld.

Je rationele verstand is alleen geschikt voor rechtlijnige analyses en kleine beslissingen. Er is een mooi woord voor de zwakke kant van je rationele verstand: rationaliseren, oftewel doorredeneren terwijl je weet dat het onzin is. Complexe beslissingen met grote gevolgen kun je alleen op een goede manier nemen door op je intuïtie af te gaan.

Hoeveel je onbewuste afhandelt, en hoe sterk je daarvan afhankelijk bent, merk je pas als hij het even niet zo goed doet. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als je de vorige avond flink bent doorgezakt, of als je een stevige griep onder de leden hebt, of op een andere manier behoorlijk van je à propos bent gebracht. En dat is dan nog maar een kleine rimpeling in het functioneren van dat machtige apparaat. Als ons onbewuste serieus ontregeld raakt, zijn we volslagen hulpeloos.

Vliegtuigongelukken

Vliegtuigongelukken met moderne vliegtuigen gebeuren meestal niet omdat de automatische piloot faalt, maar omdat de piloot op een verkeerde ingrijpt op de automatische piloot. Soms is er een klein probleem met een incidentele misrekening door of ontregeling van de automatische piloot, maar zou een korte ‘reset’ het probleem effectief hebben opgelost. Doordat de piloot echter de automatische piloot niet snel weer inschakelt en vervolgens grossiert in ‘menselijke fouten’, loopt het fataal af.

Goede managers zijn helemaal niet rationeel, maar weten heel ‘verstandig’ gebruik te maken van hun intuïtie. Goede wetenschappers trouwens ook, het echte denkwerk is een kwestie van associatieve denksprongen weten te maken … daar is je rationele verstand niet geschikt voor.

In de periode voor Freud dachten we dat een mens een rationeel wezen was, uitzonderingen daargelaten. Daarna moesten we met het schaamrood op de kaken bekennen dat we soms wel eens ‘bijgedachtes’ hadden. Hersenonderzoekers van deze tijd vragen zich hardop af of we nog wel eens iets anders doen dan het produceren van ‘bijgedachtes’, oftewel wat eigenlijk het nut is van ons bewustzijn. Wat doet het eigenlijk? Mijn intuïtie zegt mij dat de rol van ons bewustzijn vooral ligt op het vlak van gerichte aandacht geven aan zaken die dat nodig hebben en het coördineren en schakelen tussen verschillende aandachtsgebieden. Voor de praktiserende mens is het de grote vraag hoe je je intuïtieve en je rationele verstand moet inzetten, wanneer de ene en wanneer de andere.

‘Integer zijn’, oftewel ‘een geheel zijn’, maar welk ‘geheel’?

Wat is de verbindende factor in het volgende rijtje? Faust en de bluesgitarist Robert Johnson die hun ziel aan de duivel verkochten, ontaarde kunst, verboden kennis, ‘kwade trouw’ (of huichelachtigheid) en privacy-schending. In het hele rijtje draait het om integriteit, een integriteit die door verleiding of naïviteit en al dan niet bewust door iemand zelf kan worden prijsgegeven, maar ook een integriteit die door anderen kan worden bedreigd of aangetast. Het woord ‘integriteit’ – integer zijn – betekent volledig, of een geheel zijn, maar over welk geheel hebben we het dan? Wat moet een geheel zijn? Wanneer ben je een geheel en wat kan er misgaan met dat geheel?

Integriteit en zelfbewustzijn

Integriteit zegt iets over hoe iemand zich bewust is van zichzelf, het zegt iets over iemands zelfbewustzijn. Zelfbewustzijn is een eigenschap die je in staat stelt om naar jezelf te kijken met de ogen van een ander. Sterker nog, ‘ken u zelf’ is alleen mogelijk via anderen. Specifieke anderen kunnen een grote rol spelen, maar meestal is dit vooral die hele grote anonieme Ander, die zich vormt uit alles wat je hoort en meemaakt. Het ontstaan van zelfbewustzijn in de evolutie wordt vaak in verband gebracht met het belangrijker worden van het leven met soortgenoten. De wereld van mensen worden zo allesoverheersend bepaald door onze medemensen, dat het succes in je leven voor een groot deel afhangt van hoe goed je je in die mensenwereld kunt bewegen. Hierbij gaat het onder meer om zaken als het je kunnen verplaatsen in de positie van een ander en aanvoelen hoe een ander jou ziet.

Verder is dat zelfbewuste denken niet iets wat je kunt uitzetten als een radio. Een niet-zelfbewust wezen is wat hij is  – alleen weet hij dat natuurlijk niet – en is daardoor een geheel. Een zelfbewust wezen als een mens produceert een permanente stroom van beelden van zichzelf en kan alleen een geheel blijven – oftewel integer blijven – zo lang al die zelfbeelden ook steeds weer worden opgenomen in de stroom.

De mythische vogel Phoenix

Op een vergelijkbare manier herrijst de bekende mythische, Griekse vogel Phoenix steeds opnieuw uit de as van zijn voorganger in een eeuwigdurende stroom van vernieuwing. Iedereen kent de ervaring dat je je sterk en voldaan voelt nadat je even helemaal in iets bent opgegaan. ‘Opgaan in iets’ wil zeggen ‘even loslaten wat je was’, zodat je daarna ‘als herboren’ bij jezelf kunt terugkeren. Dat wil zeggen, grotendeels zoals je was, maar toch weer een beetje anders. En misschien totaal anders en begin je echt een nieuw leven.

‘Verdringing’ en ‘kwade trouw’

Zelfbeelden die een eigen leven gaan leiden, is ook een fenomeen dat bekend is in de psychiatrie. Het gaat dan meestal om ‘verdringing’: je laat om de één of andere reden bepaalde zelfbeelden niet (meer) toe tot je bewustzijn. En daarmee laat je ze ook niet toe tot ‘de stroom van jezelf’, waardoor ze niet verwerkt kunnen worden. En zoals dat gaat met stromen waarin je een obstakel gooit, weet je nooit hoe ver de verstoring doorwerkt.

Sartre sprak over ‘kwade trouw’ in een voorbeeld van iemand die zó zelfbewust kelner was dat het onecht werd en het meer leek op een gespeelde rol. Ik ben ook wel eens iemand tegengekomen die heel aardig tegen me deed op een manier dat ik dacht ‘dit wordt vast met een camera opgenomen’.

De ziel van Robert Johnson

De bluesgitarist Robert Johnson verkocht om middernacht op een verlaten kruispunt ergens in de Mississippi-delta in de dertiger jaren zijn ziel aan de duivel in ruil voor ontketend spel op zijn gitaar, zo wil de legende. Dat is natuurlijk een prachtig, onheilspellend beeld, met Johnson als Faust, de duivel als Mephistopheles en het ontketende gitaarspel als een duivels streven.

Robert Johnson had overigens ook echt ‘duivelse’ trekjes. Wat dacht je van deze tekst: ‘Me and the devil was walking side bij side / And I’am goin’ to beat my woman until I get satisfied’ (dit voorbeeld heb ik uit ‘De Duivelskunstenaar’, van Pieter Steinz). Niet alleen in zijn sterke maar huiveringwekkende muziekteksten, maar ook in de verdere beschrijving van zijn leven lijkt hij voortdurend erg angstig en opgejaagd, alsof hij vecht met een opkomende psychose. Psychische problemen kunnen maken dat je niet meer in staat bent om alles wat je ervaart en doet onderdeel te maken van jezelf en daarmee is je integriteit aangetast. Voor de duidelijkheid: dit is geen verwijt maar een constatering.

‘Kunstmatig van nature’

Het Faust-thema kun je uitleggen als de innerlijke strijd tussen de zucht naar bevrijding van grenzen en de angst voor verlies van jezelf door grenzeloosheid. Die twee kanten zijn ook terug te zien in integriteit: je moet loslaten wat je was om zodoende jezelf te kunnen vernieuwen. Denk aan de vogel Phoenix. ‘Je ziel aan de duivel verkopen’ staat voor de angst om jezelf te verliezen als je het vertrouwde loslaat. Iets veroordelen als ‘verboden kennis’ of ‘entartete Kunst’ kun je ook zien als een uiting van diezelfde angst. Adam en Eva mochten niet eten van de vruchten van de boom van kennis omdat je daarmee de traditionele wereld loslaat (en daarmee de dogma’s van de kerk). En als je die wereld eenmaal hebt losgelaten is er geen weg meer terug, want als je iets weet, kom je er niet meer vanaf. Hoewel, met een slecht geheugen wil dat wel lukken. En met schijnheiligheid.

De ‘tragiek’ van de mens is dat we zelfbewustzijn hebben ontwikkeld en daardoor niet meer zonder meer zijn wat we zijn. Door ons zelfbewuste denken zijn we niet meer zonder meer ‘geaard’ in wat ons van nature is gegeven. De ontwikkeling van zelfbewustzijn kun je zien als de overgang van de natuurlijke selectie naar de kunstmatige selectie in de evolutie (zie ‘Kunstmatig van nature’, van Jos de Mul).

‘Extatische godsdiensten’

Net als dat de angst voor grenzeloosheid zo oud is als de wereld, geldt dat voor de zucht naar bevrijding van grenzen. In zogeheten ‘extatische godsdiensten’ proberen dienaren sinds mensenheugenis rituelen uit te voeren om – al dan niet met behulp van geestverruimende middelen – buiten zichzelf te treden om zodoende hun god direct te kunnen ervaren in plaats van indirect over hem na te denken. Orakels en helderzienden proberen met of zonder hulp van rituelen en andere zaken verder te kijken dan ze met hun gewone ogen kunnen. Musici die op het scherpst van de snede moeten improviseren, willen nog wel eens ver gaan om los te komen van de grenzen in hunzelf. En in de zestiger en zeventiger jaren leek iederéén wel bezig om met behulp van LSD en andere geestverruimende middelen los te komen van de begrenzingen van zichzelf.

Stigmatisering, wetenschapsfraude en zwarte hoodoo

Iemand die een keer iets steelt is nog geen dief. Je wordt een dief als anderen je als zodanig stigmatiseren en als je jezelf zo ziet. Op eenzelfde manier is er een verschil tussen een wetenschapper die heel succesvol is en een wetenschapper die zichzelf identificeert met het beeld van een hele succesvolle wetenschapper. Als dit laatste een eigen leven gaat leiden, is zijn integriteit aangetast. Als dit blijft bij een zelfbeeld, dan is het enige gevolg dat je hem misschien een verwaande kwast vindt. Maar het kan hem ook onder druk zetten om succesvol te blijven. Daardoor kan hij geblokkeerd raken, of in de verleiding worden gebracht om de gewenste spectaculaire onderzoeksgegevens bij elkaar te verzinnen.

Doelbewuste stigmatisering om iemands integriteit te beschadigen zie je ook vaak terug bij pesten, de hedendaagse variant van zwarte hoodoo praktijken. Ook wordt deze tactiek al tientallen jaren op grote schaal gebruikt in actualiteitenprogramma’s. In plaats van afgeknipte haren en nagels wordt er gebruikgemaakt van videobeelden. Stel dat je een keer raar hebt gestotterd in gezelschap. Dan kun je dat weer een integraal onderdeel van jezelf maken door er bijvoorbeeld zelf een grap over te maken. Op zo’n manier laat je niets tussen jezelf en dat gedrag komen: je accepteert het als iets wat jij hebt gedaan. Maar als iemand daar een video-opname van heeft gemaakt, dan verlies je de greep op dat onderdeel van jezelf. Hij kan die beelden van jou op allerlei ‘leuke’ manieren monteren – zoals twintig keer heel snel achter elkaar zetten – en dat tot in de eeuwigheid op internet en in de media rond laten gaan.

Stigmatisering kan ook gebeuren met behulp van persoonsgegevens. Daarom is bescherming van je privacy zo belangrijk. Anderen kunnen je vastpinnen op een beeld van jou en dit manipuleren en tegen je gebruiken zonder dat je weerwoord kunt geven. Verzekeringsmaatschappijen en banken weigeren je bijvoorbeeld plotseling als klant, maar zeggen niet waarop dit is gebaseerd. Het argument ‘je hebt toch niets te verbergen’ is niet relevant, want het feit dat je de greep op een beeld van jezelf wordt ontnomen, is op zich al een aantasting van je integriteit.