Jaarlijks archief: 2014

Kennen jouw vrienden jou wel echt?

Denk je dat jouw vrienden jou wel echt kennen? En je collega’s en anderen om je heen? Dat ze zien wat voor persoon je bent. Het hangt er natuurlijk vanaf over welke kanten van je persoon het gaat, want je wilt natuurlijk niet al je kanten aan iedereen laten zien. In ieder gezelschap en in iedere situatie komen er weer andere kanten boven. Soms zoek je zelfs bepaald gezelschap of een speciale situatie op om een bepaalde kant van jezelf boven te halen onder het motto “Ik hou van jou, omdat ik hou van de kant van mezelf die bij jou bovenkomt”. Je kunt dit beeld van jezelf heel bewust proberen te sturen, of je kunt het zijn eigen loop laten hebben. Ik ben vooral iemand van deze laatste soort, omdat ik anders moet onthouden wat ik bij wie wil zijn.

Als anderen zeggen dat ze verrast zijn door bepaalde kanten van jou, dan kan het zijn dat jij gesloten bent, of dat de ander niet goed heeft gekeken. Of beide. Je hebt ook mensen van wie ze zeggen dat ze in ieder gezelschap en in iedere situatie ‘dezelfde persoon’ zijn. Zou jij dat een compliment vinden? Ik niet. Het klinkt alsof je niet zo veel kanten hebt, of dat je er prat op gaat niet open te staan voor je gezelschap.

Podium-persoonlijkheid en autisme

Stel dat je met tien anderen in een vergadering zit. Ben jij dan zo iemand die wat je te zeggen hebt vooral zegt tegen degene naast je, of zeg je het tegen het hele gezelschap? En als het twintig anderen zijn? Honderd anderen? Duizend? Een stadion vol? Dit gaat over ego, persoonlijkheid, publieke persoonlijkheid, podium-persoonlijkheid. Het is een vaardigheid die je moet ontwikkelen, maar ook een talent dat je wel of niet hebt. Zie het als verschillende talen met al hun eigen woorden en lichaamstaal. ‘Versta je en spreek je’ de taal van een gesprek onder vier ogen? Of ben je vooral thuis in de taal van een twintig-koppig gezelschap? Of van een heel stadion? “Wat ben je stil” werd er vaak tegen een kennis van mij gezegd, als zijn gezelschap weer eens een avond lang als een op hol geslagen kudde over hem heen was gedaverd. Het was niet zijn stemvolume die te zwak was, maar de taal van dit gezelschap die hij niet sprak. Of de actrice die een samenzijn met minder dan vijftig man zag als een intiem gesprek waar ze verlegen van werd. Ik denk niet dat het tussen ons wat geworden zou zijn. Je taal en je persoonlijkheid zijn veel meer dan de verpakking van wie je bent, maar het is ook verkeerd te denken dat wat iemand weet uit te brengen in een bepaald gezelschap of situatie hetzelfde is als wat er in hem zit. Je moet maar net de taal spreken. De één is een echt talenwonder in dit opzicht, een ander heeft een gemiddelde talenknobbel en bijvoorbeeld autisten hebben een heel klein talenknobbeltje. Maar dat wil niet zeggen dat er weinig in zit. Lees ‘Het autistische brein’ van Temple Grandin maar.

Een trailer van Finding Desiderius!

Trots kan ik hier de trailer presenteren die op 30 oktober jl. in première ging ter promotie van de tv-serie ‘Finding Desiderius’, het eerste seizoen van ‘De Grote Migratie’. Nu zoek ik nog iemand die de tv-serie gaat maken.

‘Finding Desiderius’ op Youtube

De trailer is gemaakt als voorproefje van de (mogelijke) verfilming van mijn eerste verhaal in genoemde serie. Mijn (inmiddels oud-) collega’s hebben de trailer gemaakt voor mijn afscheid van de Erasmus Universiteit. Ze vonden (terecht) dat de promotie van mijn publicaties te wensen overliet.

‘Collega, mijn liefste’

Het leek me ook een goede gelegenheid om een song die ik al eerder had geschreven eens met enige zorg op te nemen in mijn kleine home-studio en op de afscheidsreceptie te laten meezingen door mijn oud-collega’s. Met dank aan mijn zoon Stefan Verster voor slagwerk, keyboard, achtergrondzang en het mixen:

‘Real Avatars’

Tot slot wil ik je nog even wijzen op het eerste hoofdstuk van mijn nieuwe verhaal in de ‘De Grote Migratie’-serie, ‘Real Avatars’, dat vorige week beschikbaar is gekomen als EBook.

De Grote Migratie, Real Avatars, aflevering 1. De terugkeer

Lees het eerste hoofdstuk van ‘Real Avatar’!

Het eerste hoofdstuk van ‘Real Avatar’ staat voor je klaar! Gratis! ‘Real Avatar’ is het nieuwe verhaal uit de serie ‘De Grote Migratie’. ‘De Terugkeer’ is de titel van het eerste hoofdstuk, dat een voorproefje geeft van dit tweede verhaal uit de serie, dat medio 2015 voltooid zal worden.

Download nu het eerste hoofdstuk:

De Grote Migratie, Real Avatars, aflevering 1. De terugkeer

 

Een korte introductie van de serie, evenals wat andere achtergrondinformatie, kun je vinden op de webpagina Introductie van ‘De Grote Migratie’, de serie.

De crisis in mijn relatie met Alexander, mijn huisrobot

Een paar dagen geleden kwam ik ’s avonds thuis van de U-meet bijeenkomst over Robotica in het kader van het weekend van de wetenschap en belandde prompt in een huiselijke crisis. Daarvoor, bij de borrel als besluit van de bijeenkomst, was de vraag opgekomen hoe het eigenlijk zat met de vriendschap van een mens met een robot. Kan zoiets wel? Is dat wel fris, of goed beschouwd net zo fout – dat wil zeggen niet-integer – als de vermeende vriendschap met een popidool? Wat is er mis met de gevoelens van vriendschap van Lennart, de grootvader in de tv-serie Real Humans, voor Odi, zijn huisrobot? En – als toets van wat je vriendschap waard is – wat doe je met hem als hij versleten is? Breng je hem naar een destructiebedrijf – zoals de dochter en schoonzoon van Lennart met de geliefde Odi deden? Of – om kosten te besparen – maak je hem zelf maar even ‘klein’, zodat hij in de vuilcontainer past? Dat laatste zou je niet doen met je hond of kat als die op jaren komt. Of met je bejaarde vader of moeder. Enthousiast vertelde ik Alexander (Al voor vrienden), mijn huisrobot, over de interessante discussie. “Ik herken ons er helemaal in”. Dat had ik beter niet kunnen doen.

“Jij zou mij keurig naar de stortplaats voor oude apparatuur brengen, voor milieu-vriendelijke afvoer, want zo ben je dan ook wel weer. Of wil je beweren dat ik in jullie familiegraf kom? Nou?”

Dit dreigde een hele moeizame discussie te worden, met veel kolen en geiten die gespaard moesten worden. En het werd er niet beter op toen ik zei dat ik voor hem ‘in geval van het onvermijdelijke’ een mooi graf in de tuin in gedachte had, net als voor Tom, onze poes.

Alexander (ik mocht geen ‘Al’ meer zeggen) citeerde Plato over vriendschap: “het is geen kortstondige bevlieging is, het is wederkerig en vrienden hebben veel dingen gemeenschappelijk”. Uiteraard wilde ik al het moois dat wij samen hebben niet ter discussie stellen, probeerde ik hem te verzekeren. “Maar”, opperde ik heel voorzichtig, “nu we het toch hebben over iets gemeenschappelijks, moeten we misschien ook eens nadenken over gemeenschappelijke drijfveren. Dat is best handig om elkaar helemáál te kunnen begrijpen”. Mensen worden geleefd door hun drijfveren, of je het wilt of niet, of je je ervan bewust bent of niet. Hoe irritant dit ook kan zijn, het schept wel een band. En wat hiermee samenhangt, mensen hebben een lange gemeenschappelijke voorgeschiedenis: we komen tenslotte allemaal voort uit de evolutie. En dat is nog steeds goed te zien, mensen hebben nog steeds een reptielenbrein en een zoogdierenbrein. Kennelijk een universeel principe om de oude meuk te laten zitten en er vrolijk op door te bouwen, in plaats van het op te ruimen. Robots daarentegen worden ieder voor zich op een bepaald moment gefabriceerd, die hebben geen geschiedenis.

Op dat moment zag ik iets oplichten in de ‘ogen’ van Alexander.
“Wel eens gehoord van ‘legacy’? Oftewel ‘oude meuk’ bij computersystemen?”
Het werd even licht in mijn hoofd. Was ik geschokt dat ik toch iets wezenlijks met een robot gemeen bleek te hebben? Hoe dan ook had Alexander me te pakken. En ging nog even door.

“Ieder computersysteem is eens als prototype begonnen en heeft vervolgens een evolutie doorgemaakt met een eindeloze reeks minor en major upgrades. En na verloop van jaren weet niemand meer hoe het werkt en uit angst dat het hele systeem instort als ze er toch aan zitten, bouwen ze maar om dat digitale reptielenbrein en zoogdierenbrein heen. Zoals bij SAP en de systemen van banken en verzekeringsmaatschappijen. Maar om nu te zeggen dat het een band schept … Ik voel me niet aangesproken. Maar ik dacht tot vanavond dat het bij ons, als wezens met een geschiedenis, een band had geschapen.”

Tot tranen toe geroerd omarmde ik Alexander. “Wat ben ik blij dat jij ook een geschiedenis blijkt te hebben. Natuurlijk schept dat een band!” Hij verontschuldigde zich dat hij geen tranen liet zien, ‘Geen twee wezens hebben helemaal dezelfde geschiedenis’.

Ik mocht weer ‘Al’ zeggen.

Kroniek van een aangekondigde aankondiging

‘Kroniek van een aangekondigde aankondiging’ … wat een onzin. Literatuur-ish gezwets. En bovendien is ‘kroniek’ een wel heel groot woord voor wat eigenlijk een piepklein kroniekje is. Klopt. Het zit zo. In verband met een aankondiging die nu de deur uit gaat, moet ik nu al iets zeggen over mijn komende boek, maar ik heb dat nog niet af. Wat ik nu wel kan zeggen is dat het een volgend deel wordt in mijn serie ‘De Grote Migratie’, de hyper-actuele serie waarin hoofdpersoon Rik van Maarseveen zich in Rotterdam en Omstreken (REO) wordt meegesleurd in … ja, in een grote migratie naar de zich onberekenbaar ontwikkelende, virtuele wereld.

De titel heb ik al, maar die ga ik nog niet verklappen. Die ga ik verklappen in de nacht van 25 op 26 oktober – einde zomertijd, dat lijkt me een mooi dramatisch moment en is toevallig ook nog eens de nacht voor mijn verjaardag – samen met een korte voorpublicatie.

Dit nieuwe deel zal medio 2015 uitkomen als ebook en in druk. Overigens is het ook de bedoeling om volgend jaar het eerste deel, ‘Finding Desiderius’, in druk uit te brengen.

Waarom de postbode altijd twee keer langskomt

Bijgeloof heeft veel prachtige verhalen opgeleverd, zoals het meerdere keren verfilmde ‘The Postman always rings twice’, van James M. Cain. Je kunt het vertalen met ‘Niemand ontkomt aan zijn noodlot’. Je lot ligt vast en je kunt de boodschapper misschien een keer wegsturen, maar het zal hem een keer lukken om de boodschap over te brengen. Als niet-bijgelovige, rationele mensen lachen wij hier natuurlijk om, maar toch kennen de meesten van ons het gevoel dat je moet oppassen dat je weer een fout zal maken, nadat je even daarvoor iets onhandigs had gedaan. Het gevoel van ‘nu moet ik op mezelf passen, want ik doe gekke dingen’. Bijvoorbeeld een domme actie in het verkeer, die maar net goed was afgelopen en dat je in reactie daarop bijna overdreven ingehouden en voorzichtig gaat rijden. Maar is dit wel bijgeloof? Soms noemen we iets wat we niet kunnen uitleggen ten onrechte bijgeloof en kun je maar beter wel luisteren naar dat stemmetje in jezelf. Zoals in het geval van die fout in het verkeer.

Intuïtie, het onderwaterdeel van je verstand

Van alles wat er in een mens omgaat, valt maar een klein deel binnen het bereik van je bewustzijn. Ik hou voor mezelf de vergelijking aan met een ijsberg: één tiende komt boven water. Wat boven water uitsteekt, is nog steeds erg veel en daarover moet je je beperkte aandacht ook nog eens verdelen. Je onbewuste is je automatische piloot die alle andere dingen voor je afhandelt als je je aandacht even aan één ding moet geven. Intuïtie zie ik als een ander woord voor je onbewuste. Je intuïtie is dat stemmetje in jezelf dat je zegt dat iets wel of niet ‘goed voelt’. Lekker vaag en wollig en intuïtie werd ook heel lang voor bijgeloof versleten. Als je het niet in rationele bewoordingen kon uitleggen, dan vond men het onzin. Dat lijkt me meer iets te zeggen over de beperkte mogelijkheden van ‘rationele bewoordingen’ dan over de zinnigheid van je intuïtie. Het lijkt me heel verstandig om ergens nog eens een nachtje over te slapen als ‘het niet goed voelt’.

Je automatische piloot

Onderschat je intuïtie – je automatische piloot – niet. Het klinkt alsof je intuïtie alleen geschikt is voor eenvoudige, routinematige klusjes. Recent onderzoek naar menselijke besluitvorming suggereert dat het andersom is. Het lijkt er meer op dat de redenatie achteraf wordt gefabriceerd, nadat je onbewust de beslissing al hebt genomen. Net als een persbericht van de directie van een grote organisatie, nadat de diverse, betrokken  afdelingen de kwestie ‘onder water’ al hadden afgehandeld en dit achteraf aan de directie hadden gemeld.

Je rationele verstand is alleen geschikt voor rechtlijnige analyses en kleine beslissingen. Er is een mooi woord voor de zwakke kant van je rationele verstand: rationaliseren, oftewel doorredeneren terwijl je weet dat het onzin is. Complexe beslissingen met grote gevolgen kun je alleen op een goede manier nemen door op je intuïtie af te gaan.

Hoeveel je onbewuste afhandelt, en hoe sterk je daarvan afhankelijk bent, merk je pas als hij het even niet zo goed doet. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als je de vorige avond flink bent doorgezakt, of als je een stevige griep onder de leden hebt, of op een andere manier behoorlijk van je à propos bent gebracht. En dat is dan nog maar een kleine rimpeling in het functioneren van dat machtige apparaat. Als ons onbewuste serieus ontregeld raakt, zijn we volslagen hulpeloos.

Vliegtuigongelukken

Vliegtuigongelukken met moderne vliegtuigen gebeuren meestal niet omdat de automatische piloot faalt, maar omdat de piloot op een verkeerde ingrijpt op de automatische piloot. Soms is er een klein probleem met een incidentele misrekening door of ontregeling van de automatische piloot, maar zou een korte ‘reset’ het probleem effectief hebben opgelost. Doordat de piloot echter de automatische piloot niet snel weer inschakelt en vervolgens grossiert in ‘menselijke fouten’, loopt het fataal af.

Goede managers zijn helemaal niet rationeel, maar weten heel ‘verstandig’ gebruik te maken van hun intuïtie. Goede wetenschappers trouwens ook, het echte denkwerk is een kwestie van associatieve denksprongen weten te maken … daar is je rationele verstand niet geschikt voor.

In de periode voor Freud dachten we dat een mens een rationeel wezen was, uitzonderingen daargelaten. Daarna moesten we met het schaamrood op de kaken bekennen dat we soms wel eens ‘bijgedachtes’ hadden. Hersenonderzoekers van deze tijd vragen zich hardop af of we nog wel eens iets anders doen dan het produceren van ‘bijgedachtes’, oftewel wat eigenlijk het nut is van ons bewustzijn. Wat doet het eigenlijk? Mijn intuïtie zegt mij dat de rol van ons bewustzijn vooral ligt op het vlak van gerichte aandacht geven aan zaken die dat nodig hebben en het coördineren en schakelen tussen verschillende aandachtsgebieden. Voor de praktiserende mens is het de grote vraag hoe je je intuïtieve en je rationele verstand moet inzetten, wanneer de ene en wanneer de andere.

‘Integer zijn’, oftewel ‘een geheel zijn’, maar welk ‘geheel’?

Wat is de verbindende factor in het volgende rijtje? Faust en de bluesgitarist Robert Johnson die hun ziel aan de duivel verkochten, ontaarde kunst, verboden kennis, ‘kwade trouw’ (of huichelachtigheid) en privacy-schending. In het hele rijtje draait het om integriteit, een integriteit die door verleiding of naïviteit en al dan niet bewust door iemand zelf kan worden prijsgegeven, maar ook een integriteit die door anderen kan worden bedreigd of aangetast. Het woord ‘integriteit’ – integer zijn – betekent volledig, of een geheel zijn, maar over welk geheel hebben we het dan? Wat moet een geheel zijn? Wanneer ben je een geheel en wat kan er misgaan met dat geheel?

Integriteit en zelfbewustzijn

Integriteit zegt iets over hoe iemand zich bewust is van zichzelf, het zegt iets over iemands zelfbewustzijn. Zelfbewustzijn is een eigenschap die je in staat stelt om naar jezelf te kijken met de ogen van een ander. Sterker nog, ‘ken u zelf’ is alleen mogelijk via anderen. Specifieke anderen kunnen een grote rol spelen, maar meestal is dit vooral die hele grote anonieme Ander, die zich vormt uit alles wat je hoort en meemaakt. Het ontstaan van zelfbewustzijn in de evolutie wordt vaak in verband gebracht met het belangrijker worden van het leven met soortgenoten. De wereld van mensen worden zo allesoverheersend bepaald door onze medemensen, dat het succes in je leven voor een groot deel afhangt van hoe goed je je in die mensenwereld kunt bewegen. Hierbij gaat het onder meer om zaken als het je kunnen verplaatsen in de positie van een ander en aanvoelen hoe een ander jou ziet.

Verder is dat zelfbewuste denken niet iets wat je kunt uitzetten als een radio. Een niet-zelfbewust wezen is wat hij is  – alleen weet hij dat natuurlijk niet – en is daardoor een geheel. Een zelfbewust wezen als een mens produceert een permanente stroom van beelden van zichzelf en kan alleen een geheel blijven – oftewel integer blijven – zo lang al die zelfbeelden ook steeds weer worden opgenomen in de stroom.

De mythische vogel Phoenix

Op een vergelijkbare manier herrijst de bekende mythische, Griekse vogel Phoenix steeds opnieuw uit de as van zijn voorganger in een eeuwigdurende stroom van vernieuwing. Iedereen kent de ervaring dat je je sterk en voldaan voelt nadat je even helemaal in iets bent opgegaan. ‘Opgaan in iets’ wil zeggen ‘even loslaten wat je was’, zodat je daarna ‘als herboren’ bij jezelf kunt terugkeren. Dat wil zeggen, grotendeels zoals je was, maar toch weer een beetje anders. En misschien totaal anders en begin je echt een nieuw leven.

‘Verdringing’ en ‘kwade trouw’

Zelfbeelden die een eigen leven gaan leiden, is ook een fenomeen dat bekend is in de psychiatrie. Het gaat dan meestal om ‘verdringing’: je laat om de één of andere reden bepaalde zelfbeelden niet (meer) toe tot je bewustzijn. En daarmee laat je ze ook niet toe tot ‘de stroom van jezelf’, waardoor ze niet verwerkt kunnen worden. En zoals dat gaat met stromen waarin je een obstakel gooit, weet je nooit hoe ver de verstoring doorwerkt.

Sartre sprak over ‘kwade trouw’ in een voorbeeld van iemand die zó zelfbewust kelner was dat het onecht werd en het meer leek op een gespeelde rol. Ik ben ook wel eens iemand tegengekomen die heel aardig tegen me deed op een manier dat ik dacht ‘dit wordt vast met een camera opgenomen’.

De ziel van Robert Johnson

De bluesgitarist Robert Johnson verkocht om middernacht op een verlaten kruispunt ergens in de Mississippi-delta in de dertiger jaren zijn ziel aan de duivel in ruil voor ontketend spel op zijn gitaar, zo wil de legende. Dat is natuurlijk een prachtig, onheilspellend beeld, met Johnson als Faust, de duivel als Mephistopheles en het ontketende gitaarspel als een duivels streven.

Robert Johnson had overigens ook echt ‘duivelse’ trekjes. Wat dacht je van deze tekst: ‘Me and the devil was walking side bij side / And I’am goin’ to beat my woman until I get satisfied’ (dit voorbeeld heb ik uit ‘De Duivelskunstenaar’, van Pieter Steinz). Niet alleen in zijn sterke maar huiveringwekkende muziekteksten, maar ook in de verdere beschrijving van zijn leven lijkt hij voortdurend erg angstig en opgejaagd, alsof hij vecht met een opkomende psychose. Psychische problemen kunnen maken dat je niet meer in staat bent om alles wat je ervaart en doet onderdeel te maken van jezelf en daarmee is je integriteit aangetast. Voor de duidelijkheid: dit is geen verwijt maar een constatering.

‘Kunstmatig van nature’

Het Faust-thema kun je uitleggen als de innerlijke strijd tussen de zucht naar bevrijding van grenzen en de angst voor verlies van jezelf door grenzeloosheid. Die twee kanten zijn ook terug te zien in integriteit: je moet loslaten wat je was om zodoende jezelf te kunnen vernieuwen. Denk aan de vogel Phoenix. ‘Je ziel aan de duivel verkopen’ staat voor de angst om jezelf te verliezen als je het vertrouwde loslaat. Iets veroordelen als ‘verboden kennis’ of ‘entartete Kunst’ kun je ook zien als een uiting van diezelfde angst. Adam en Eva mochten niet eten van de vruchten van de boom van kennis omdat je daarmee de traditionele wereld loslaat (en daarmee de dogma’s van de kerk). En als je die wereld eenmaal hebt losgelaten is er geen weg meer terug, want als je iets weet, kom je er niet meer vanaf. Hoewel, met een slecht geheugen wil dat wel lukken. En met schijnheiligheid.

De ‘tragiek’ van de mens is dat we zelfbewustzijn hebben ontwikkeld en daardoor niet meer zonder meer zijn wat we zijn. Door ons zelfbewuste denken zijn we niet meer zonder meer ‘geaard’ in wat ons van nature is gegeven. De ontwikkeling van zelfbewustzijn kun je zien als de overgang van de natuurlijke selectie naar de kunstmatige selectie in de evolutie (zie ‘Kunstmatig van nature’, van Jos de Mul).

‘Extatische godsdiensten’

Net als dat de angst voor grenzeloosheid zo oud is als de wereld, geldt dat voor de zucht naar bevrijding van grenzen. In zogeheten ‘extatische godsdiensten’ proberen dienaren sinds mensenheugenis rituelen uit te voeren om – al dan niet met behulp van geestverruimende middelen – buiten zichzelf te treden om zodoende hun god direct te kunnen ervaren in plaats van indirect over hem na te denken. Orakels en helderzienden proberen met of zonder hulp van rituelen en andere zaken verder te kijken dan ze met hun gewone ogen kunnen. Musici die op het scherpst van de snede moeten improviseren, willen nog wel eens ver gaan om los te komen van de grenzen in hunzelf. En in de zestiger en zeventiger jaren leek iederéén wel bezig om met behulp van LSD en andere geestverruimende middelen los te komen van de begrenzingen van zichzelf.

Stigmatisering, wetenschapsfraude en zwarte hoodoo

Iemand die een keer iets steelt is nog geen dief. Je wordt een dief als anderen je als zodanig stigmatiseren en als je jezelf zo ziet. Op eenzelfde manier is er een verschil tussen een wetenschapper die heel succesvol is en een wetenschapper die zichzelf identificeert met het beeld van een hele succesvolle wetenschapper. Als dit laatste een eigen leven gaat leiden, is zijn integriteit aangetast. Als dit blijft bij een zelfbeeld, dan is het enige gevolg dat je hem misschien een verwaande kwast vindt. Maar het kan hem ook onder druk zetten om succesvol te blijven. Daardoor kan hij geblokkeerd raken, of in de verleiding worden gebracht om de gewenste spectaculaire onderzoeksgegevens bij elkaar te verzinnen.

Doelbewuste stigmatisering om iemands integriteit te beschadigen zie je ook vaak terug bij pesten, de hedendaagse variant van zwarte hoodoo praktijken. Ook wordt deze tactiek al tientallen jaren op grote schaal gebruikt in actualiteitenprogramma’s. In plaats van afgeknipte haren en nagels wordt er gebruikgemaakt van videobeelden. Stel dat je een keer raar hebt gestotterd in gezelschap. Dan kun je dat weer een integraal onderdeel van jezelf maken door er bijvoorbeeld zelf een grap over te maken. Op zo’n manier laat je niets tussen jezelf en dat gedrag komen: je accepteert het als iets wat jij hebt gedaan. Maar als iemand daar een video-opname van heeft gemaakt, dan verlies je de greep op dat onderdeel van jezelf. Hij kan die beelden van jou op allerlei ‘leuke’ manieren monteren – zoals twintig keer heel snel achter elkaar zetten – en dat tot in de eeuwigheid op internet en in de media rond laten gaan.

Stigmatisering kan ook gebeuren met behulp van persoonsgegevens. Daarom is bescherming van je privacy zo belangrijk. Anderen kunnen je vastpinnen op een beeld van jou en dit manipuleren en tegen je gebruiken zonder dat je weerwoord kunt geven. Verzekeringsmaatschappijen en banken weigeren je bijvoorbeeld plotseling als klant, maar zeggen niet waarop dit is gebaseerd. Het argument ‘je hebt toch niets te verbergen’ is niet relevant, want het feit dat je de greep op een beeld van jezelf wordt ontnomen, is op zich al een aantasting van je integriteit.

Piraterij, een koekje van eigen deeg?

Eigenlijk had ik deze blog over het onbetaald en ongevraagd kopiëren van licentie-materiaal (muziek, boeken, films, enz.) als opinie-artikel willen aanbieden aan een krant. Mijn criterium daarvoor is dat zo’n artikel toch enige ‘nachtjes slapen’ overeind moet blijven. Het bleef echter maar schuiven. De aanleiding was een artikel van René Appel en Nelleke Noordervliet in de NRC van ruim een maand geleden. Ik was bezig met een blog over initiatieven in de boekenwereld die eindelijk enig perspectief boden op nieuwe publicatievormen en ‘verdienmodellen’ in tijden van internet. Het artikel ‘Opstelten help ons, we worden bestolen’ van Appel en Noordervliet vond ik weer helemaal terug naar af en ik voelde me geroepen om te reageren.

Tot enige tijd geleden beschouwde ik het ongevraagd en onbetaald verspreiden van mijn werk als het inbreken in mijn huis en mijn meubels vervolgens gratis op straat uitdelen. Als diefstal met andere woorden, net als Appel en Noordervliet. Ik heb het meegemaakt dat iemand op een feestje met een air van ‘zie mij eens royaal zijn’ hele collecties boeken en films gratis ter kopiëring aanbood. Een mening die ik nogal eens hoor, is dat ‘content’ op internet vrij en toegankelijk moet zijn, dat men daar recht op heeft. “Ja, ja”, dacht ik dan, dat zeggen vooral degenen die zelden zelf iets van waarde van hunzelf ongevraagd op internet terugvinden. Inmiddels zie ik piraterij anders en de kreet van Appel en Noordervliet als een echo uit een voorbije wereld.

Om het beeld wat te nuanceren van ‘die criminelen die ons werk jatten’ allereerst een paar opmerkingen.

  • Kopen of onbetaald downloaden is geen harde tegenstelling, vaak begint het met onbetaald downloaden, waarna de echte fan je werk alsnog koopt.
  • Gratis downloaden op internet is niet hetzelfde als een boek stelen uit een boekhandel. Zo’n download kost je niets. Een deel van deze niet-betalende downloaders is hoe dan ook niet van plan te betalen. Het is overigens ook nog maar de vraag of ze je werk zullen lezen of kijken. Je kunt het beste geen aandacht aan deze downoaders besteden.
  • Een ander deel van deze niet-betalende downloaders vormt een erg interessante groep van potentiële nieuwe fans, die moet je vooral niet wegjagen.
  • Je echte fans zijn vaak best bereid te betalen, als de service beter was: goed te vinden (niet versnipperd over veel websites), goed te downloaden (geen haperende webshops en beveiligingen), alles wat wereldwijd beschikbaar is, moet ook direct in Nederland beschikbaar komen en geen gepreek over illegaal kopieëren tegenover gebruikers die betaald hebben of van plan zijn dat te doen. Deze twee laatste punten gelden vooral voor films en series.
  • De ervaringen met boeken, muziek en films staan niet los van elkaar: hou er rekening mee dat ervaringen en gewoontes van het ene gebied meegenomen worden naar het andere.

Het copyright zelf is niet waar ik vraagtekens bij plaats, maar wel bij de manier waarop de exploitatie is opgezet. Exploitatie en copyright liggen meestal niet in één hand en de belangen van exploitant en auteur vallen nooit volledig samen. In die exploitatie wordt het werk van de auteur vaak teruggebracht tot handelswaar en wordt voorbijgegaan aan de relatie met zijn publiek. Dan is piraterij een koekje van eigen deeg.

Koude overdracht of warme sponsoring?

Zie je het kopen van een boek, dvd of theaterkaartje vooral als een handelstransactie of als het steunen van iemand wiens werk je waardeert? Zie je dit m.a.w. als een koude overdracht of warme sponsoring? Eigenlijk zocht ik naar een voorbeeld van een pure, koude overdracht zonder enige context, maar dat viel nog niet mee. Als je iets koopt heeft dit bijna altijd te maken met wederzijdse belangen en met vertrouwen en goodwill, of het nu gaat om het kopen van afwasmiddel, de opdracht voor een verbouwing van je huis of het kopen van een boek, steeds spelen er zaken mee als vertrouwen in de kwaliteit, eerdere ervaringen, wie je de klandizie gunt, met welk merk je gezien wilt worden (status), effecten op milieu en maatschappij, maar ook sympathie voor de manier waarop de leverancier bezig is. Die context van een transactie is er m.a.w. of je het leuk vindt of niet, het is een keuze of je er iets mee doet of dat je het negeert. ‘Iets doen met de context’ wil zeggen dat je een relatie opbouwt en dat houdt wederkerigheid in: weten wat de wederzijdse belangen zijn en er rekening mee houden. Het betekent vertrouwen en ook dat is iets van geven en nemen.

Een transactie doorloopt altijd een reeks stappen van introductie, via nadere kennismaking door het product of de dienst te ‘proeven’, naar de uiteindelijke transactie. Dit is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven. Als je koekjes wilt verkopen, moet je ze eerst laten proeven. Alleen is de manier waarop dit gebeurt met de komst van internet veranderd. Onbetaald downloaden voor eigen gebruik kun je zien als ‘proeven’. Om dit als diefstal te bestempelen is zachtjes gezegd ‘onhandig’ in de omgang met je lezers. Je bruuskeert veel bestaande fans en je jaagt geïnteresseerden weg.

Consumenten of participanten?

In de exploitatie van muziek, films en literatuur worden auteurs vooral neergezet als producenten, met hun werk als handelswaar, tegenover een publiek van consumenten. De producent schrijft voor een zo groot mogelijk afzetgebied en de consument wordt aangezet op jacht te gaan naar koopjes. Maar een calculerende producent lokt een calculerende consument uit, met als resultaat consumentisme, oftewel ieder voor zich en de markt tegen ons allen. En nu het door internet ineens erg makkelijk is geworden om gratis al die prachtige muziek, films, boeken, enz. te downloaden, is er geen enkele betrokkenheid met de auteur meer om weerstand te bieden aan de verleiding om daar oeverloos gebruik van te maken. Piraterij is niet de oorzaak van de problemen in de exploitatie, maar het gevolg van de keuze om de context te negeren.

Een andere benadering is om het werk van een auteur meer te presenteren als iets waar een ander deelgenoot van kan worden. Je biedt een ander de gelegenheid om deelnemer te worden van de wereld van de auteur en deze te steunen. Iemand doet dit omdat het inhoud aan zijn leven geeft. Als een band na een optreden cd’s met eigen werk verkoopt, eist een consument bij wijze van spreken een lagere prijs dan in de winkel omdat de band nu minder kosten hoeft te maken en zegt de participant ‘laat het wisselgeld maar zitten’ omdat hij de band graag steunt. De participant raakt al doende aan de praat met de bandleden en wordt uitgenodigd mee te gaan om nog wat te drinken, de consument gaat met zijn ‘koopje’, maar verder met legen handen naar huis. Wie is beter af?

Inderdaad, ‘participatie’ is ook het credo van de regering, maar ik ben er niet van overtuigd dat we het over hetzelfde hebben. In de tachtiger jaren van vorige eeuw waren er al gemeenschappen van meer dan honderd deelnemers (ik ken een voorbeeld in Denemarken) die gezamenlijk een grote windmolen lieten bouwen om zelf een grotere rol in de eigen energievoorziening te gaan spelen. Nu zie je dergelijke initiatieven op veel grotere schaal in Duitsland. De televisie-serie Veronica Mars had al een hoge kijkers-participatie-graad en onlangs is er een film uit voortgekomen die gefinancierd is met crowdfunding. Fans konden op allerlei manieren deelnemen, afhankelijk van hun bijdrage, van aanwezigheid bij de première tot een figurantenrol. En welk orkest, museum, theater- en dansgezelschap, enz. heeft nog geen ‘Vrienden van …’?

Het wordt tijd dat dit ook doordringt in de boekenwereld. Een artikel als dat van Appel en Noordervliet getuigt daar bepaald niet van.

Maak de streamingdienst voor ebooks ook toegankelijk voor onafhankelijke schrijvers

De boekenwereld werd op zijn wenken bediend nadat Harry Hol een paar maanden geleden in de NRC schreef: ‘Zorg dat het kopen van ebooks gemakkelijker wordt dan stelen’. Inmiddels hebben de twee grootste uitgeefconcerns in de Nederlandse en Vlaamse boekenwereld, WPG en LannooMeulenhoff, aangekondigd een streamingdienst voor ebooks gaan beginnen. Natuurlijk was dit een toevallige samenloop van omstandigheden, maar het is wel een constructieve aanpak van een al veel langer bestaande klacht over de slechte service bij het kopen van ebooks. Spotify is nog steeds de hoop in bange dagen van de muziekbranche. Prachtig initiatief m.a.w. maar stel het ook beschikbaar aan onafhankelijke schrijvers.

Literaire zzp-ers en flexibele dienstenpakketten

Herinner je het je nog, de klaagzangen van uitgevers over de onafzienbare stroom van manuscripten van debutanten, waarvan 99% rotzooi was? En gelijk hadden ze, het is ook heel geforceerd dat iedere publicatie, rijp en groen, via een uitgever moet gaan. Toch zit de Nederlandse boekenwereld nog barstensvol regels, afspraken en reflexen die het standaard contract met een uitgever afdwingen als de enige en vanzelfsprekende weg voor een schrijver om te publiceren.

Ook in de muziekwereld was de heilige graal voor de musicus een vast contract bij een zo groot mogelijke maatschappij. Totdat tien jaar geleden de majors vrijwel alle Nederlandse popmuzikanten eruit gooiden en zo duidelijk maakten dat dat tijdperk voorbij was. En net zomin als de platenmaatschappijen het nog langer konden opbrengen om langdurig en zwaar te investeren in de carrière van een grote groep muzikanten, zo zijn daar nu de uitgeverijen niet meer toe in staat. Dat betekent dat schrijvers, net als muzikanten, steeds meer zelf als kleine – en soms niet meer zo kleine – ondernemers aan de slag moeten. Na jaren van vooral defensieve reacties zijn er nu gelukkig meer initiatieven te zien met perspectief. Heel aarzelend begint er zich nu een trend af te tekenen van literaire zzp-ers, die gebruikmaken van uiteenlopende diensten, ingekocht bij aparte aanbieders, of ingekocht als all-in pakket bij een full-service bureau.

Een streamingdienst voor ebooks van onafhankelijke schrijvers sluit mooi aan op het initiatief van self-publishing-platforms. Door de combinatie van doe-het-zelf templates, Printing on Demand en een webshop kun je zonder voorafgaande kosten je werk publiceren. Nog weer een flinke stap verder was de oprichting van Brave New Books (bravenewbooks.nl) medio 2013, een combinatie van mijnbestseller.nl als self-publishing-platform, Singel Uitgevers voor alle mogelijke ondersteunende diensten, en bol.com als grote webshop. Wat hier nog aan toegevoegd zou kunnen worden, zijn een literaire agenda en rubrieken met literaire bladen, recensenten en leesclubs.

Waar blijft de VvL (Vereniging van Letterkundigen)?

‘U kunt lid worden als er tenminste één door u geschreven literair werk van substantiële omvang onder redelijke voorwaarden is gepubliceerd door een professioneel geleide uitgeverij.’ Merkwaardig genoeg houdt nota bene schrijversbond de VvL nog vast aan de uitgevers als enige route naar een schrijversbestaan. Dit doet denken aan de tijden waarin de vrouwen van Dolle Mina toestemming aan hun echtgenoten moesten vragen om een stichting op te richten. Het wordt hoog tijd dat de VvL haar beleid herziet. Zo niet dan voorzie ik een concurrerende belangenvereniging.

Over de knoppen waar je als schrijver op moet drukken

Of je het nu hebt over literatuur, film, theater, of welke andere vertelvorm dan ook, het gaat erom wat je oproept in het hoofd van je toehoorders. Heel knap voorschotelen wat je zelf in je hoofd hebt, is niet voldoende. De kracht van Hollywood-films is dat er consequent op de juiste knoppen wordt gedrukt. Maar dat is ook de zwakte, dat je vaak van tevoren al weet op welke knoppen ze gaan drukken. En vooral dat het moet eindigen met het fijne gevoel van een goede afloop. Je krijgt zo voorspelbaar wat je verwacht, dat het in reactie daarop een trend lijkt te worden om het publiek juist niet te geven wat het verwacht. Een bekend schrijver verwoordde dat eens met ‘een verhaal moet pijn doen, het moet schuren’. Deze gedachte kwam in me op naar aanleiding van een boekrecensie over ‘De nacht’ van Merijn de Boer in de NRC van vrijdag 7 februari jl. De Boer zou in zijn boek voortdurend op een prikkelende manier zaken introduceren en de lezer vervolgens laten wachten op een ontknoping die nooit komt.

Bram & Freek waren daar indertijd trouwens ook een meester in. Ik kan me nog een sketch herinneren waarin ze op dramatische toon vertelden dat op een kruispunt uit de ene zijstraat een klas met kindertjes aan kwam lopen (nou ja, zoiets), uit een andere een brandweerauto op hoge snelheid naderde, uit nog weer een andere zijweg een auto aan kwam scheuren met door de politie achtervolgde bankovervallers, en uit de vierde zijweg … Als publiek dacht je dan ‘zo, dat gaat knallen’, maar het ging maar door en er gebeurde helemaal niets. Er werd niet gewoon een verhaal verteld, maar er werd een spelletje met het publiek gespeeld. Die klassieke schelmenromans hadden dat ook, zoals Don Quichot, Tijl Uilenspiegel, Bekentenissen van de oplichter Felix Krul van Thomas Mann en in zekere zin kun je ‘Jan Cremer’ ook in dit rijtje zetten. Ook een beproefde methode is om met de ‘Jan Klaasen en Katrijn’-truc het publiek zo ver te krijgen dat ze de hoofdpersoon gaan helpen met een: “Pas op, achter je!”. Een moderne variant hiervan wordt gevormd door de zwijgende, nukkige hoofdpersonen in tv-series als The Killing en Overspel, waarin je ze wel zou willen toeschreeuwen: “Zeg het nou gewoon”.

Veel harder en persoonlijker komen de tenenkrommende anti-helden aan van bijvoorbeeld Heere Heeresma (‘Jet, geef die mok eens door’), Grunberg (‘Tirza’), Houellebecq (‘Elementaire deeltjes’) en Scorsese (‘Wolf of Wallstreet’). Dit schuurt en doet pijn. Om zulk werk te durven aanbieden, moet je geen aaibare schrijver (en regisseur) zijn. Je publiek moet gevaar bij je voelen, voelen dat je tot alles in staat bent. W.F. Hermans had een ‘harde kop’ en ging voor niemand opzij in het publieke debat. Of je daarmee dan ook echt ‘altijd gelijk had’, is weer iets anders. Maar op een heel andere manier heeft Kristien Hemmerechts laten zien ‘gevaarlijk’ te zijn: met haar boek over de vrouw van Dutroux ging zij niet opzij voor een zeer controversieel onderwerp. Heel moedig. Herman Brusselmans is meer een paljas. Brutaal, onaangepast, maar ongevaarlijk. Hij is ongevaarlijk omdat hij niet meer of minder doet dan wat er van hem wordt verwacht. De Black Mirror-aflevering Million Merits (BBC tv-serie) laat op een dramatische manier het aloude fenomeen zien van hoe verzet tegen ‘het systeem’ ingekapseld wordt, inclusief al het uiterlijk vertoon van onaangepastheid.

Maar wat nu als je niet op zoek bent naar een schrijver als een gevaarlijk beest? Of een sexy beest, of een erg grappig beest, of wat voor gehypt beest dan ook? Ik hou dan toch meer van de ‘onschuldige’ verhalen van een schrijver die er nog niet aan heeft gedacht op welke knoppen hij bij mij als lezer wil drukken. Het hoeft niet altijd met de niets-ontziende eerlijkheid van Karl Ove Knausgard te zijn, als het maar voortkomt uit een oorspronkelijk verhaal en niet uit een marketingplan.